Page 104 - HOOFDPERSONEN IN DE ZAAK DE LAERE
P. 104
dus zonder bijl, dat nochtans later als wapen van de misdaad werd geïdentificeerd (!?) en dus ook
zonder het inzicht haar te beroven, wat de thesis roofmoord formeel in duigen deed vallen.
Het antwoord op de tweede vraag was voorbarig omdat, zoals reeds gezegd, bij een eenvoudige
meerderheid op de hoofdvraag het Hof eerst over dezelfde vraag moet beraadslagen. Het Hof sloot
zich in dit geval bij de meerderheid van de jury aan wat meteen inhield dat de beklaagde schuldig
werd bevonden.
De gezworenen moesten zich dan voor een tweede maal terugtrekken om opnieuw over de al dan
niet voorbedachtheid te beraadslagen. Het antwoord luidde weer 'neen' , zodat de bezwarende
omstandigheid meteen verworpen werd.
Advocaat-generaal Van Houdt eiste daarop de doodstraf, waarna De Laere tot levenslange
dwangarbeid werd veroordeeld.
In Oostenrijk, waar in twijfelachtige gevallen de strafwet gunstig is voor de beklaagde, zou De
Laere vrijgesproken zijn. Zeven ja- en vijf neen- stemmen betekent daar inderdaad vrijspraak.
Zo viel het doek over het tweede bedrijf van dit grootmenselijk drama waarbij niet alleen een man,
maar een hele familie zwaar werd beproefd.
*
Het dient gezegd dat de onverwachte veroordeling van Frans De Laere tot levenslange dwangarbeid
wegens moord op Jeannette Standaert een diepe indruk had nagelaten bij de talrijke familieleden
welke van zijn schuld geenszins overtuigd waren. Eén van die familieleden, de gepensioneerde
officier geneesheer Dr. Louis Gislen, achtte het zich reeds daags na de veroordeling tot plicht
nieuwe feiten te verzamelen welke de onschuld van Frans De Laere onweerlegbaar moesten
bewijzen. Hij werd hierbij geholpen door de herbergier Jean Standaert, die inmiddels het huis van
tante Jeannette voor 360.000 frank had gekocht.
Na vele maanden opsporingen, schreef Dr. Gislen een omstandig verslag waarin hij tot de conclusie
kwam dat 'Frans De Laere onschuldig is aan de misdaad, waarvoor hij veroordeeld werd tot
levenslange dwangarbeid'.
Dr. Gislen steunde zich hierbij vooral op de zeer verdachte houding van Arthur Timmermans na de
misdaad.
In zijn verklaring van 15 juni 1948, aldus Dr. Gislen, zegt Timmermans : ‘Ik werd door de dochter
van de coiffeur verwittigd dat Jeannette Standaert vermoord werd. Ik ben terstond naar de woning
van Jean Standaert gegaan alwaar ik de vrouw in de herberg aantrof.’
Dat is een grove leugen, aldus Dr. Gislen, want zowel Jean Standaert als zijn vrouw bevonden zich
beiden in de woning van tante Jeannette. Alfonsine Burm heeft Timmermans trouwens buiten op
de straat aangetroffen onder de nieuwsgierigen op het ogenblik dat het slachtoffer in de
ziekenwagen werd gedragen.
Timmermans heeft trouwens toegegeven dat hij pas in het huis van de misdaad is binnengetreden.
nadat de juwelierster reeds naar het stedelijk ziekenhuis ter verpleging was overgebracht.
Anderdeels ontkent hij formeel dat hij zou gewacht hebben zich te vertonen totdat het slachtoffer
was weggevoerd en dat hij als toeschouwer onder het volk zou gestaan hebben.
Later verklaarde Dr. Gislen nog : ‘Wanneer beweerd werd dat de dader een lid van de familie zijn
moest, dan konden de vermoedens evengoed rusten op Timmermans omdat er een ruzie was tussen
hem en het slachtoffer. Terloops dient gezegd, dat het Timmermans is geweest, die de eerste
vermoedens ten laste van De Laere heeft geuit. De ruzie tussen het slachtoffer en Timmermans had
voor oorsprong het feit dat hij haar meid wegnam om ze in zijn dienst te nemen. Het slachtoffer
104