Page 100 - HOOFDPERSONEN IN DE ZAAK DE LAERE
P. 100
De opgelegde zending is dus niet uitgevoerd geweest en uw ingebracht verslag kan mijns inziens
niet dienen als een wettig verslag, maar enkel als inlichting van werkzaamheden uitgevoerd door
Professor Doctor Thomas en Professor Doctor Bessemans, voor welke werkzaamheden ze niet
afzonderlijk aangesteld zijn geweest.
Die handeling is des te spijtiger daar mijn ambt meer dan eens aan de drie deskundigen geschreven
heeft, waarin het in ieder afzonderlijke brief meldde dat de twee andere collega's, telkenmale
specifiek genoemd van zelfde schrijven bericht werden. Naar het gene mijn ambt vernomen heeft,
zou de derde deskundige: Dr. Piret, zelf nooit bericht geweest zijn door U omtrent het overgaan
tot ene of andere werkzaamheid.
Ingevolge de Wet is het mijn ambt bovendien onmogelijk de kostenstaat die U afzonderlijk indient
te taxeren daar de zending wel meldde dat er diende 'in samenwerking' gehandeld.
Ik stuur zelfde brief naar de heer Prof. Thomas en naar de heer Procureur des Konings om zijn ambt
in te lichten omtrent deze onbegrijpelijke handelwijze”.
Op dit schrijven antwoordde Prof Bessemans o.m. : “Voor wat mij betreft, is dit eenvoudig het
gevolg van een verstrooiing geweest, welke voortvloeit uit het feit dat ik tot hiertoe nooit in
samenwerking met andere deskundigen heb gewerkt en dat ik, voor mijn tussenkomst in vermelde
zaak, geenszins de noodzakelijkheid der hulp van Dr. Piret heb gevoeld.
Wat er nu ook van zij, zou het mij aangenaam zijn te vernemen wat er thans moet gedaan opdat me
mijn ereloon uitbetaald worde”.
Prof Thomas antwoordde : “Ik maak U attent op het volgende : een expertise zoals deze die ons
bezighoudt, is in België bijna niet uit te voeren, reden : het komt er op aan met het verdachte wapen
proeven te doen op lijken. Deze proeven zouden moeten uitgevoerd worden in een gerechtelijk
dodenhuis (morgue medicolégale) Dit bestaat niet. In deze voorwaarden heb ik mij in verbinding
moeten stellen met de autopsiedienst van het gemeente- ziekenhuis. Slechts als bij grote
uitzondering een lijk ter beschikking kwam, kon een proef doorgaan. Ik werd telefonisch verwittigd
een tiental minuten tevoren. De op deze wijze verzamelde schedelkappen werden gefotografeerd.
In Uw brief zegt U dat Dr. Piret nooit werd bericht. Dit klinkt allermerkwaardigst. Wanneer een
College van deskundigen wordt samengesteld, vervult het jongste lid de rol van secretaris, dus hier
Dr. Piret. Het is zijn plicht zich ter beschikking te stellen van de Voorzitter hier Prof Bessemans,
om volgens diens aanwijzingen het college samen te roepen en verder het project van verslag op te
stellen. De onbegrijpelijke handelswijze van Dr. Piret die mij voor de eerste maal twee dagen voor
het neerleggen van het verslag heeft opgebeld, legt uit waarom zijn naam niet voorkomt op het
verslag opgesteld door Professor Bessemans”.
De onderzoeksrechter schreef dan nog : “1ndien er een rechtbank of in specie een rechter een
collegium aanstelt is het wel omdat hij er de noodzakelijkheid bij de aanvang ervan voelt. En dat is
het wat U edele onder eed U verbonden hebt uit te voeren.” En verder: “Mijn ambt als
onderzoeksrechter heeft een Collegium van 3 deskundigen aangesteld om in samenwerking te
opereren. De drie deskundigen hebben de eed afgelegd deze opdracht te vervullen. Zolang mijn
ambt niet in bezit is van een verslag waarin deze samenwerking vermeld staat, hebben de
deskundigen hun zending niet vervuld.”
Enkele dagen later: “Hoe verrassend het ook is voor mijn ambt een dergelijk verslag te krijgen en
hoe spijtig het geval ook is, denk ik dat er geen beletsels zijn dat U edelen het wettelijk verslag
opmaakt na bijeenkomst van de drie deskundigen en dat U edelen gezamenlijk de opdracht
bespreekt en uitvoert.”
100