Page 192 - Inleiding
P. 192
Memoires’ van Marc Spandel (Deel 1: de werkvloer)
De bedrijfsleider die me naar Willebroek stuurde heeft de brigadier gezegd dat hij mij géén
gereedschap enz. moest meegeven, want dat ik daar tóch maar ‘tijdelijk’ zou blijven werken.
Mijn persoonlijk lasscherm mocht ik wél meenemen, maar dat was dus alles.
Het was alsof voor dit bedrijf mijn functie van ‘lasser’ zonder mijn toestemming was gewijzigd
in de functie van ‘verfspuiter’, wat onbegrijpelijk is nadat ik in de vorige werkplaats geweigerd
had om nog verfspuiter te zijn!
Mijn taak hier was grote stukken die gemaakt waren voor een project in een buitenlandse
autofabriek (in Turkije of Marokko), te ontvetten met licht ontvlambare solventen om deze
daarna samen met een andere ‘verfspuiter’ een kleur te geven. Deze werkplaats was ook niet
groot van oppervlakte en de te spuiten constructies waren van die aard, dat het niet anders
kon, dan dat we wel eens in elkaars richting moesten spuiten. Ik reclameerde op deze onveilige
toestand en kreeg hier als antwoord “Wij verwachten van de mensen die we aannemen een
beetje soepelheid!”
Ook hier weer die ‘aandrang’ om in deze zaak ‘overuren’ te doen.
Als ik in dit bedrijf aangenomen ben als ‘lasser’ maar op twee maanden tijd amper twee dagen
laswerk moest doen en voor de rest steeds ander werk… zelf verfspuiten! Is dat geen
soepelheid’?
Ik heb daar vernomen van enkele reeds ‘overbestraalde’ collegae dat deze werkgever hen al
verschillende malen had verplicht om buiten dit “verfspuiten” opdrachten uit te voeren in de
“WARME’ zone van een kerncentrale en dat dit dus ook voor mij een opdracht kon worden.
Zoals overal in kleine werkplaatsen zit er wel minstens één bazenneuker en mijn collega
‘verfspuiter’ was er dus zo eentje.
Ik begreep dit pas nadat ik vanaf de eerste dag opmerkte dat hij net zoals ik, ook geen
‘gespecialiseerd’ verfspuiter was, en dat ik daarom zoveel met solventen de gespoten stukken
terug moest proper wrijven. Hij bleek even ‘gespecialiseerd’ te zijn als die betweterige
brigadier in de vorige werkplaats!
De verf droop van de stukken, en ik vermoedde dat mijn werkgever mij daarheen had gestuurd
in de ‘gedachte’ dat ik het wel beter zou kunnen.
Natuurlijk kon ik dat niet beter zonder gepaste ‘opleiding’!
191