Page 16 - Inleiding
P. 16
Memoires’ van Marc Spandel (Deel 1: de werkvloer)
Hoofdstuk 4: Het woord ‘pedofiel’ was nog niet uitgevonden.
Mijn eerste ervaring met een ‘pedofiel’ was toen ik helemaal alleen in het donker huiswaarts
keerde van de muziekschool.
Ik had al gezien dat er vóór mij, in tegengestelde richting een auto stopte en dat die chauffeur
iemand aansprak. Ik had de indruk dat hij de weg vroeg.
Hij reed daarna door, maar toen hij mij gepasseerd was draaide hij wat verder zijn grote
donkere auto om, om vervolgens naast mij te stoppen en het raampje aan de passagierskant
open te draaien.
Ik dacht dus dat het was om de weg te vragen, maar hij vroeg gewoon waar ik naartoe ging.
Nadat ik geantwoord had dat ik op weg was naar huis vroeg hij of hij mij een lift mocht geven
omdat hij “toch de zelfde kant uit moest en vervolgens naar Antwerpen”.
Als onwetend kereltje vond ik dat gemakkelijk en stapte dus dankbaar in die auto naast de
chauffeur.
Je mag in deze context niet vergeten dat ‘liften’ toen nog de normaalste zaak van de wereld
was als je ergens heen wilde en zélf geen auto had. Vooral door leden van een jeugdbeweging
werd dit veel gedaan.
In de eerstvolgende ‘flauwe’ bocht viel zijn rechterhand plots van het stuur en belande op mijn
schoot. Het lag aan die bocht zei hij (middelpuntvliedende kracht enz.), maar zijn hand bleef
ter plaatse.
Ik was onervaren maar mijn reactie was gelukkig goed geweest door een paar honderd meter
verder schuw de vraag te stellen om mij te laten uitstappen… “omdat ik daar linksaf moest!” .
Ik zat ook eens in de cinema naar een mooie kinderfilm te kijken waarschijnlijk een tekenfilm
van Walt Disney.
Plots kwam een vrouw naast me zitten (ik had haar daarvoor precies al een paar keer van stoel
zien veranderen). Ze trok haar slipje uit wat ik raar vond. Kort daarna pakte ze mijn hand vast
en wilde die onder haar rok steken. Erg geschrokken trok ik mijn hand los. Daarna ging ze er
vlug vandoor (naar een ander mogelijk slachtoffer?).
In de vakschool hadden we les van een griezelige leerkracht. Aan zijn gedrag was te zien dat hij
‘abnormaal of geestesziek was’. Iedereen was bang voor hem en vóór de les begon moesten
wij een weesgegroetje bidden waarbij hij ons met een razende blik overschouwde. Soms sloeg
hij er op los en we wisten al uit ervaring een beschermende houding aan te nemen, gebogen in
onze bank, om de kloppen zo goed mogelijk te kunnen opvangen.
Ik heb later vernomen dat hij werd ontslagen omdat hij te ver was gegaan door een leerling
van de trappen te smijten en die jongen hierdoor enkele breuken had opgelopen.
15