Page 51 - Inleiding
P. 51
Memoires’ van Marc Spandel (Deel 1: de werkvloer)
Ik werd zo eens naar een ‘nieuwe’ baas zijn bureau geroepen. Een baas waar ik notabene mee
samen op school had gezeten in het koor en het schoolorkestje. Hij had wél een hoger diploma
dan ik hoor.
Ik kwam binnen op zijn bureau met “hallo (+ zijn voornaam)”. Kwaad riep hij dat ik hem vanaf
dan met “meneer” moest aanspreken of er zou een sanctie volgen!
Dat verklaart ongeveer de vernieuwende maar sfeer- dodende houding van het management
t.o.v. de ervaren stielmensen met eergevoel die steeds de vrijheid hadden gekend om hun stiel
naar best vermogen uit te voeren.
Zo’n sfeer leidt alleen maar tot méér stakingen en ander protest hé!
De stakingen gingen elkaar (normaal toch?) sneller opvolgen en de vakbonden waren toen
tenminste nog ‘vakbonden’.
Voordeel van de stakingen was, dat wanneer de vakbond met de vingers knipte, direct heel de
Boelwerf werd platgelegd en het voor de arbeiders een soort feestdag werd.
Er werden strijdliedjes gezongen en we gingen zingend in massa betogen richting burelen.
Sommigen hadden muziekinstrumenten bij. Een trompet enz.
“Hand in hand kameraden… hand in hand, de strijd gaat voort! Geen woorden maar da- aaden,
we strijden tot de dood!” enz.
Ik had mijn saxofoon soms bij en zelf een liedje gemaakt over de ‘Save’ (Saverys was de baas
van de Boelwerf). En maar plezier maken.
Nadeel was, dat de meesten in feite soms niet goed wisten ‘waarom’ ze staakten en gewoon
meededen omdat de vakbond er achter zat. Natuurlijk ook voor de plezante groepsgeest
tijdens die stakingen.
Ik geef toe, dat de redenen om de boel plat te leggen soms ‘ietwat’ overdreven werden (omdat
er ergens te veel rook bleef hangen of zo), maar dit soort groepsgebeuren was de enige
mogelijkheid om ‘snel’ positief resultaat te verkrijgen.
Ik geef ook toe, dat ik mij in die tijd van protesten nogal vlug liet meeslepen door de wensen
van de vakbonden én dat ik vlug op de eerste rijen meeliep tijdens de piketten en betogingen
op de Boelwerf en in rondom liggende straten.
Toen staakte ik enkel mee zónder nadenken omdat ik nog niet volwassen was van geest en mij
enkel afreageerde op het steeds weerkerende onrecht dat ik zag en meemaakte.
Ik was niet slimmer, en aan de toegangspoort hielden we samen zoveel mogelijk ‘ratten’ tegen.
Dat waren mensen die het recht hadden om te gaan werken en wilden gaan werken, maar die
door ons (de door de vakbond opgefokte soldaten) werden tegengehouden en uitgescholden.
50