Page 31 - Inleiding
P. 31
Memoires’ van Marc Spandel (Deel 1: de werkvloer)
Omdat de pater bedlegerig was zou ik voor deze ontmoeting zélf naar zijn kamer moeten gaan
waarna een paar lieve paterkes mij naar zijn kamer begeleidden.
Kreeg ik iets in mijn drinken of zo? Maar die zieke pater begon met mij te praten en verder
weet ik ‘NIETS’ meer…
Betreffende de rest van die twee weken is het voor mij een volledige black-out gebleven tot de
dag dat ik terug naar huis keerde… ontgoocheld omdat ik geen missionaris mocht worden! Ik
weet zelf niet meer of ik met de fiets of de bus naar ginder en terug naar huis ben gereden.
Wat is er daar gebeurd dat ik mij NIETS méér kan herinneren van die periode? Een
verkrachtingsdrug of zoiets gekregen?
Wat is er gebeurd toen ik als kind, jaren daarvoor door een andere priester uitgenodigd werd
op zijn bureau voor een ‘persoonlijke biecht’?
Die overal graag geziene priester, goede huisvriend ‘stichter en proost’ van jeugdbewegingen,
had mij eens uitgenodigd om mij te ‘verlossen’ van die zware rugzak met ‘doodzonden’ waar ik
al zo lang mee opgezadeld was, en maar niet vanaf geraakte. Mijn schuldgevoel was zo groot
geworden dat ik zelf niet meer gewoon durfde gaan biechten, en als gevolg hiervan ook niet
meer te communie mocht(durfde) gaan, want dat zou nog bijkomende doodzonde opleveren.
Zijn bureau was op een schoolterrein en aangezien het die afgesproken namiddag geen school
was, was het daar dus leeg en doodstil.
Schoolpoort voorzichtig geopend… school binnengaan… achter mij stilletjes die grote poort
terug dicht gedaan… tot aan zijn ‘bureau’ gewandeld…
Zijn gordijnen waren dicht en zijn deur op slot!
Nadat ik enkele keren op dit afgesproken uur aan zijn deur aanklopte deed hij niet open. Was
hij die afspraak vergeten?
Teleurgesteld dat ik maar niet van die rugzak doodzonden af raakte keerde ik huiswaarts.
Maar… ik was al bijna terug aan de grote schoolpoort toen ik plots achter mij zachtjes mijn
naam hoorde roepen en ‘hij, mijn redder’ stond in zijn open deurgat zachtjes te wenken dat ik
bij hem moest komen. Gelukkig dat hij mij niet vergeten was liep ik op hem af.
Binnen in zijn bureau deed hij de deur op slot.
De toen nog lange rokken dragende priester ging zitten op zijn bureaustoel en gebood mij om
op mijn knieën voor hem te gaan zitten, mijn hoofd op zijn schoot te leggen en met mijn mond
naar beneden mijn zonden in zijn schoot op te biechten.
30