Page 30 - Inleiding
P. 30
Memoires’ van Marc Spandel (Deel 1: de werkvloer)
Aangezien mijn (toen nog) diep Christelijke gevoelens en opofferingsgezindheid, voelde ik mij
daar vlug thuis in dat klooster en al de ‘heiligheid’ die er rond hing.
Vandaar dat ik voor mijn herstel van die liesbreuk- operatie vroeg of ik bij hen mocht
postuleren gedurende de herstelperiode. Ik wilde toen óók nog steeds priester- of pater-
missionaris worden.
Die bruine paters waren direct akkoord en tijdens dit postuleren had ik mijn eigen cel
(kamertje).
Ik stond even vroeg op als de paterkes en bidde-, zong- en at met hen samen in volle
overtuiging dat ik mijn leven ging kunnen schenken aan Jezus via de missie, door het redden
van arme zieltjes en het bijstaan in hun miserie, daar in het donker Afrika. Alle dagelijkse
plichten van de paterkes probeerde ik zo goed mogelijk mee te doen.
Groot was mijn ontgoocheling toen ik tijdens het postuleren en de vraag om missionaris te
worden het volgende te horen kreeg van de abt:
“In onze missies hebben we géén plaats vrij voor u, maar onze broeder smid is onlangs
overleden en we hebben een nieuwe broeder smid nodig. Daar kunnen we u goed voor
gebruiken!”.
Ik was voor deze benedictijnenwijn- producerende paterkes dus enkel ‘geschikt’ als gratis
klusjesman om het onderhoud te doen in hun klooster!
Dit was de eerste keer in mijn leven dat ik, al was het met een klein hartje, ‘nee’ durfde zeggen
tegen deze ‘heilige hypocrieten’.
Zo tussendoor… Er stond op zijn minst een ‘speciale’ tekst op een bordje aan de straatkant van
het achterpoortje in de kloostertuin.
Er stond geschreven “Verboden toegang voor mensen en dieren van het vrouwelijk geslacht.”
Trouwens wil ik vermelden dat ik daar tijdens dat postuleren hoogstwaarschijnlijk onbewust
seksueel misbruikt werd door meerdere paterkes. Waarom die gedachte?
Wel… behalve het feit dat ik daar een eigen cel had waarvan de deur ‘niet op slot’ mocht zijn
en het feit dat ik daar zo’n twee weken heb verbleven, kan ik mij van die paar weken ‘verblijf’
bijna niets meer herinneren dat na de eerste dagen én die ene ‘speciale’ ervaring gebeurd was.
Die ‘speciale ervaring’ was, dat een paar paterkes mij aanspraken met de vermelding dat een
bepaalde oude pater ziek en bedlegerig was. Deze pater had gehoord van mijn (jonge)
aanwezigheid in het klooster en zou mij graag ook eens zien om een praatje te maken.
29