Page 46 - Bladerboek
P. 46
Het Geheim van de Welriekende Dreef
Dupré knielde bij zijn apparaat dat zinloze metingen gaf: golven die geen
bron meer kenden, waarden die opliepen en stilvielen tegelijk. Hij zette het
stil.
“Technologie heeft hier geen taal meer,” mompelde hij.
Marcos keek op. De grot rook naar houtrook, jasmijn, en iets dat op perzik
rookte bij valavond. De geur herinnerde hem aan iets wat hij nooit
meegemaakt had, maar toch als waarheid voelde. Geen herinnering van
zichzelf, maar van een ander — of van een collectief geheugen dat zich
voorzichtig aanbood.
Hij stond op en liep naar de rand van de cirkel, waar de grond licht
stoomde. Een zwam, jong en nog glinsterend van condens, was aan het
groeien. Niet horizontaal, zoals gebruikelijk, maar in een spiraal, recht
omhoog. In de hoed tekenden zich lijnen af. Geen natuurlijke aders, maar
patronen. Een script. Een zintuiglijk schrift.
Laura fluisterde: “Het probeert zich te vertalen. Niet naar onze woorden.
Maar naar wie we zijn.”
Dupré keek toe, zijn scepticisme loslatend. “Niet linguïstisch. Niet binair.
Puur moleculair. Puur menselijk. En toch... meer.”
Noor begon te spreken. Haar stem was zacht, maar helder. Niet alsof ze
dacht, maar alsof ze voorlas uit een boek dat in haar was gelegd:
“Jullie hebben gezocht naar zekerheid. Maar wij zijn herinnering.
Jullie hebben systemen gebouwd. Maar wij zijn lagen.
Jullie hebben gewikt, gemeten, gecontroleerd.
Wij... ademen.”
De zwammen in de cirkel lichtten nu op in een golfbeweging, als rimpels in
een vijver. De geur veranderde met elke trilling: mos, nat hout, gebrande
suiker, koper, huid. Ieder van hen voelde iets anders. Laura dacht aan haar
grootmoeder die geurend brood uit de oven haalde.
46