Page 50 - Bladerboek
P. 50

Het Geheim van de Welriekende Dreef



            Laura was teruggekeerd van haar reis. Ze droeg een bundel geurige linten die ze
            overal had verzameld. Ze bond ze rond bomen, banken, en aan muren — als
            bakens in een onzichtbare kaart. “De herinneraars hebben geen leiders nodig,”
            zei ze. “Alleen plekken om te luisteren.”


            Straathoeken begonnen te ruiken naar thuiskomst. Niemand sprak haar aan.
            Maar velen volgden haar spoor.


            Dupré werkte niet meer met instrumenten. Zijn handen waren zijn archief
            geworden. Hij rook aan mensen, aan stoelen, aan stenen, en wist: deze hoort

            erbij. Hij sprak zelden, maar zijn blik was die van een man die alles begreep
            zonder dat het nog uitleg nodig had.


            Zijn stilte werd een uitnodiging. Mensen kwamen naar hem toe zonder woorden,
            en vertrokken met geur op hun huid (een soort assekruisje). Soms, heel soms,
            zong hij een toon zonder melodie. Die toon bleef hangen in de ruimte, als een
            geur zonder naam.


            Otto verscheen opnieuw. Deze keer sprak hij. “Het netwerk groeit verder. Maar
            het moet beschermd worden.”
            “Waartegen?” vroeg Marcos.
            “Vergetelheid,” antwoordde Otto. “Niet door geweld, maar door snelheid.

            Mensen vergeten door haast.”
            Daarom werd besloten niets te versnellen. Geen centrum, geen boek, geen
            uitleg. Enkel geur. En herinnering. En mensen. De derde cirkel groeide als
            schaduw onder de wereld. Overal waar iemand stopte om diep in te ademen,
            begon een herinnering. Geen instructie, enkel overgave. Wie voelde, hoorde. Wie
            luisterde, herinnerde.

            Op een avond, vele seizoenen later, liep Marcos alleen door de Welriekende

            Dreef. De bomen waren dikker. De stilte voller. En midden tussen de wortels rook
            hij iets bekends: oude aarde, een verloren stem, en de geur van een meisje dat
            ooit ‘we worden herinnerd’ had gefluisterd.


            Hij knielde, legde zijn hand op de grond, en ademde diep in. Een golf van geur
            vulde zijn longen — hout, adem, leven. In de verte, door het schorsgeruis van de
            bomen, hoorde hij niets. Maar hij voelde alles.


            De wereld ademde met hem mee.


             Einde………     Maar niet vergeten.


                                                                                                          50
   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54