Page 42 - Bladerboek
P. 42

Het Geheim van de Welriekende Dreef



            “Hij heeft gewacht,” zei Marcos, alsof hij over een vriend sprak. “Het geheugen
            was niet verdwenen. Het was begraven.”


            Ondergronds, gewapend met draagbare lampen en geurtrackers, daalden ze
            opnieuw af. De gangen leken veranderd — niet in structuur, maar in gevoel. Alsof
            de ruimte zelf had geleerd te voelen. Zwammen groeiden in patronen die
            herkenbaar leken, alsof ze taal wilden worden. Noor opende haar ogen in het

            duister en zei zacht: “Hier begon het vergeten.”

            Ze passeerden een oud metalen luik, half opengeroest. Laura raakte het aan.

            Plots verspreidde zich een zachte geur van kaneel en natte steen. Marcos bleef
            stokstijf staan. “Mijn moeder rook zo in de regen,” fluisterde hij.


            In het hart van de grot, waar ooit de centrale zwam pulserend ademde, lag nu een
            cirkel van lichtgevende draden. Leeg — maar uitnodigend.


            Laura stapte erin. Haar aanwezigheid deed de cirkel ontwaken. Een geurwolk
            steeg op: lavendel, verlies, belofte. Dupré hurkte neer en begon de frequenties te
            registreren. Marcos keek toe. De geur bracht beelden: gezichten van
            overledenen, jeugd die nooit werd geleefd, liefde die alleen werd herinnerd maar
            nooit ervaren.


            Noor legde haar hand op de aarde. “Het wil niet overleven,” zei ze. “Het wil ons
            wakker houden.”


            Rond de cirkel begonnen zwammen te pulseren, niet met licht, maar met geur.
            De grond warmde op. In de lucht danste stof — niet willekeurig, maar in
            spiraalvormige patronen. Dupré’s apparaten begonnen te piepen. Hij mompelde:

            “Het codeert opnieuw.”


            Laura begon zacht te zingen. Geen woorden, enkel klanken. Het was een echo
            van de oude melodie die ze in de vorige rituele nacht had geuit. Nu was het
            completer, ronder, gedragen.


            En met die woorden begon de grot te trillen. Niet van dreiging, maar van
            ontwaken. Een cyclisch ademen van een wezen dat nooit echt weg was geweest.












                                                                                                          42
   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47