Page 79 - HOOFDPERSONEN IN DE ZAAK DE LAERE
P. 79
47. HET HOF VAN CASSATIE IS MEER DAN EEN "CAISSE ENREGISTREUSE",
ROEPT Mr. VAN DIEREN UIT.
Einde november 1956 kwam de zaak De Laere voor het Hof van Cassatie.
Voor een Hof van Cassatie, dat samengesteld is uit een voorzitter en vier raadsleden, wordt zelden
of nooit gepleit over de grond van de zaak, over de feiten van de misdaad dus.
Wij wisten nochtans dat zowel Mr. Van Dieren als Mr. Naudts de rechten van de verdediging tot
het uiterste zouden doen gelden. De verwachtingen stonden dan ook zeer hoog gespannen.
en het was alsof er al elektriciteit in de lucht hing van deze plechtstatige zaal.
Nadat voorzitter De Bersaques er op gewezen had dat het Hof van Beroep te Gent in zijn arrest een
ongunstig advies had uitgebracht, kwam Mr. Van Dieren onmiddellijk tussen.
Van Dieren : Ik had gehoopt, mijnheer de voorzitter dat Frans De Laere hier zou aanwezig geweest
zijn.
Advocaat-generaal : Ik heb hiertoe geen enkele vraag gekregen.
Van Dieren : Ik heb nochtans een verzoek gericht en het afschrift bevindt zich in het bundel..
De haast ijzige stilte welke hierop volgde, werd dan precies op tijd verbroken door voorzitter De
Bersaques die andermaal in zeer keurig Nederlands zei : Meester, u zult niet pleiten over de grond
van de zaak.
Hiermede was de wagen dan voor goed aan het rollen.
Van Dieren : Maar ik mag toch pleiten over de bevoegdheid van het Hof.
Voorzitter : Neen, het Hof is onbevoegd om zich uit te spreken over de grond van de zaak. Het Hof
moet zich enkel uitspreken over de regelmatigheid van de rechtspleging voor het Hof van Beroep te
Gent. U pleit dus enkel over de procedure. U moet bondig zijn want er staan nog 22 zaken op de
rol.
Van Dieren : Mijnheer de voorzitter, dat is niet mijn fout.
Voorzitter : U hebt het woord.
Het is wellicht de eerste keer, aldus begon Mr. Van Dieren zijn betoog, dat het Hof van Cassatie
zich dient uit te spreken over het principe of tussenkomst nog mogelijk is in een zaak van
herziening wanneer het arrest van het Hof van Beroep een ongunstig advies inhoudt.
Het is volgens de wet dat het Hof zich over de regelmatigheid van de rechtspleging uitspreekt.
Het schijnt evenwel niet aanneembaar dat tijdens dit onderzoek naar de regelmatigheid der
rechtspleging de verdediging geen gelegenheid zou hebben zijn bezwaren te doen gelden. Het zou
inderdaad een zeer erge miskenning van de rechten der verdediging betekenen indien bij een
rechtspleging, waarbij zulke hoge belangen op het spel staan, de verdediging zelf niet zou kunnen
gehoord worden.
Zulke tussenkomst is ongetwijfeld nuttig en kan enkel een betere rechtsbedeling verzekeren.
Procureur-generaal Hayoit de Thermicourt heeft trouwens deze betere rechtsbedeling bepleit.
In zijn rede bij de opening van het gerechtelijk jaar 1954-55 betoogde de procureur-generaal nl. dat
aan artikel 95 van de Grondwet geen te strikte beperking moet gegeven worden. Dit blijkt nl. uit de
verschillende wetten welke na het invoeren van de Grondwet goedgekeurd werden. Zo werden wel
degelijk aan het Hof van Cassatie opdrachten gegeven waarbij ontegensprekelijk de grond der
behandelde zaken diende onderzocht.
We staan hier in een soortgelijk geval, pleitte Mr. Van Dieren verder, het Hof is niet gerechtigd
zondermeer een uitspraak te doen waarbij aan een geschil voor goed een eind wordt gesteld.
79