Page 111 - HOOFDPERSONEN IN DE ZAAK DE LAERE
P. 111

Het is wellicht de eerste keer, aldus begon Mr. Van Dieren zijn betoog, dat het Hof van Cassatie
             zich dient uit te spreken over het principe of tussenkomst nog mogelijk is in een zaak van
             herziening  wanneer het arrest van het Hof van Beroep een ongunstig advies inhoudt. Het is volgens
             de wet dat het Hof zich over de regelmatigheid van de rechtspleging uitspreekt.
             Het schijnt evenwel niet aanneembaar dat tijdens dit onderzoek naar de regelmatigheid der
             rechtspleging de verdediging geen gelegen beid zou hebben zijn bezwaren te doen gelden. Het zou
             inderdaad een zeer erge miskenning van de rechten der verdediging betekenen indien bij een
             rechtspleging, waarbij zulke hoge belangen op het spel staan, de verdediging zelf niet zou kunnen
             gehoord worden.
             Zulke tussenkomst is ongetwijfeld nuttig en kan enkel een betere rechtsbedeling verzekeren.
             Procureur- generaal Hayoit de Thermicourt heeft trouwens deze betere rechtsbedeling bepleit. In
             zijn rede bij de opening van het  gerechtelijk jaar 1954-55 betoogde de Procureur- generaal nl. dat
             aan artikel 95 van de Grondwet geen te strikte beperking moet gegeven worden. Dit blijkt nl. uit de
             verschillende wetten welke na het invoeren van de Grondwet goedgekeurd werden. Zo werden wel
             degelijk aan het Hof van Cassatie opdrachten gegeven waarbij ontegensprekelijk de grond der
             behandelde zaken diende onderzocht.

             We staan hier in een soortgelijk geval, pleitte Mr. Van Dieren verder, het Hof is niet gerechtigd
             zondermeer een uitspraak te doen waarbij aan een geschil voor goed een eind wordt gesteld.
             Wanneer het Hof nu vaststelt dat het onderzoek van het Beroepshof van Gent niet naar de eis van
             de wet is geschied, doet het geen uitspraak over de gegrondheid der aangevraagde herziening, maar
             bepaalt er zich toe een nieuw onderzoek te bevelen. Het Hof van Cassatie kan, bij het onderzoek
             van de aangeklaagde onregelmatigheden, er niet te buiten deze te toetsen aan de feiten en
             omstandigheden van de zaak zelf. Het Hof van Cassatie heeft dit trouwens reeds gedaan toen het de
             feiten, welke als nieuw voorkwamen, heeft onderzocht en kennis genomen van het door de wet
             geëiste advies van een college van drie advocaten bij het Hof van Beroep.
             In deze zaak dringt zich een grondig onderzoek des te meer op daar, door het gunstig arrest van het
             Hof van Cassatie zelf, een ernstig vermoeden ontstaan is dat de eerste rechtspleging (bedoeld wordt
             het Hof van Assisen van Oost-Vlaanderen) tot een verkeerde uitspraak en tot de veroordeling van
             een onschuldige tot levenslange dwangarbeid heeft geleid en dat derhalve elk verzuim, elke
             nalatigheid en elke schending van de rechten der verdediging tot het nietig verklaren van de
             rechtspleging en tot de verzending voor een nieuw onderzoek, voor een ander Hof van Beroep,
             moet leiden.

             Mr. Van Dieren wees dan met scherpte op de zeer gewichtige onregelmatigheid die erin bestond het
             onderzoek van de nieuwe feiten door het Hof van Beroep toe te vertrouwen aan dezelfde magistraat
             die de beschuldigingakte, welke verschillende onnauwkeurigheden inhoudt, tegen Frans De Laere
             had opgesteld en die de veroordeling van De Laere aan de jury had gevraagd wegens roofmoord,
             hoewel toen reeds bewezen was dan Jeannette Standaert geenszins het slachtoffer van een
             roofmoord is geworden en zulks niettegenstaande de jury Frans De Laere slechts met zeven
             stemmen tegen vijf schuldig had bevonden toch de doodstraf had gevorderd.
             Aan diezelfde magistraat, aldus Mr. Van Dieren, werd de taak toevertrouwd het Beroepshof over de
             uitslag van dit onderzoek te adviseren.

             Mr. Van Dieren gaf dan de geschiedenis welke leidde tot de wet op de herziening, welke na vele
             jaren strijd in 1894 tot stand kwam om dan te besluiten dat de aanduiding van bedoelde magistraat
             (het gaat hier dus om de Advocaat- generaal Van Houdt) een erge schending is van de rechten der
             verdediging, wat op zichzelf voldoende moet zijn het advies van het Hof van Beroep te Gent nietig
             te verklaren en een nieuw Hof met een nieuw onderzoek te belasten.

                                                                                                          111
   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116