Page 113 - HOOFDPERSONEN IN DE ZAAK DE LAERE
P. 113

Enige dagen later deed mr. Edmond Van Dieren een beroep op de Minister van Justitie, de h. Lilar,
             om zijn persoonlijke tussenkomst te vragen om aan de zaak- De Laere een bevredigende oplossing
             te geven.
             'Zeer kort samengevat, is de toestand van Frans De Laere de volgende', aldus schreef mr. Van
             Dieren.
             ‘Hij werd in oktober l 948 aangehouden onder betichting een roofmoord te hebben gepleegd, in
             volle dag, in het centrum van St.-Niklaas.
             Hij werd in 1950 te Gent veroordeeld tot levenslange dwangarbeid als plichtig aan die moord. De
             uitspraak van de jury luidde : plichtig met 7 stemmen tegen 5.
             Het Openbaar Ministerie vroeg de doodstraf.
             De ingebrachte bezwaren waren enkel van circonstanciële aard. Er was geen bekentenis en geen
             enkel getuige verklaarde De Laere -die in Temse woont en te Antwerpen arbeidde- de dag der
             moord te St.-Niklaas te hebben gezien.
             Ik heb dan, verleden jaar, samen met Mr. P. Naudts, advocaat te Antwerpen, een vraag tot
             herziening ingediend. Het Hof van Verbreking oordeelde dat de door ons ingeroepen feiten, nieuw
             en belangrijk waren, en verzond de zaak voor onderzoek naar het Beroeps- Hof van Gent.
             De aanduiding van dat Hof was, naar mijn bescheiden oordeel, reeds een vermindering der kansen
             op dewelke Frans De Laere recht had. Maar, hetgeen U, als praktiserende advocaat zeker even als
             ik niet aannemelijk zult achten, is dat het nieuwe onderzoek werd toevertrouwd aan dezelfde
             magistraat -de heer Advocaat- generaal Van Houdt- welke vòòr het Assisenhof de doodstraf had
             gevorderd.
             Ik verhaast mij er bij te voegen dat de heer Van Houdt zelf geoordeeld had dat hij minder geschikt
             was om dat onderzoek te leiden, en aan de heer Procureur-generaal gevraagd heeft een ander
             Advocaat- generaal, voor die taak, aan te stellen.
             De heer Bekaert is daar echter niet op ingegaan en heeft hem de opgelegde taak doen doorvoeren.
             De zaak werd dan vòòr de l ste Kamer van het Beroepshof te Gent behandeld en verwekte veel
             beroering.
             Het advies van het Hof was echter ongunstig. Wij hebben ons dan naar het Verbrekings- Hof
             gewend en betoogd dat de te Gent gevolgde procedure niet regelmatig was geweest, en dat de zaak
             naar een ander Beroeps- Hof moest verzonden worden.
             Maar wij hadden -of liever De Laere had weer geen geluk. Als Voorzitter van het Hof fungeerde de
             Heer Raadsheer de Bersaques, vroeger Raadsheer bij het Hof van Beroep van Gent. Het Hof
             verklaarde de rechtspleging regelmatig en verwierp derhalve de vraag tot herziening.
             Res judicata pro veritate habetur, dat is een zeer eerbiedwaardige spreuk en zij komt, welzeker, ook
             met de waarheid overeen. Het zal U echter -en hier ben ik zo vrij, geachte heer Minister, mij tot de
             advocaat die gij zijt, waart en blijven zult, te richten- het zal U ook wel voorgekomen zijn dat gij de
             vier en twintig uren welke men heeft 'pour maudire ses juges' niet ongebruikt te laten voorbij gaan.
             Wat mij betreft, ik heb de stellige overtuiging dat De Laere volstrekt onschuldig is aan de hem ten
             laste gelegde moord en dat hij sinds 1948 onschuldig in de gevangenis verblijft, en ik ben dan ook
             bereid de beste der mij nog overblijvende krachten aan te wenden om deze onschuld te doen
             blijken ...'
             Tot hier het schrijven van mr. Van Dieren.

                                                            *






                                                                                                          113
   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118