Page 38 - Inleiding
P. 38

Overplaatsing naar de tractiewerkplaats ‘Antwerpen Dam’.


                      Na een aantal detacheringen stelde ik voor aan Guy Bl., die grote baas
               was van alle werkplaatsen in het Antwerpse en die er over klaagde dat mijn
               detacheringen voor hem zo duur waren, om mij definitief op de
               tractiewerkplaats te behouden, en alhoewel dit volgens de NMBS-wetten niet
               mocht, werd ook hieraan weer een mouw gepast.
               - Voor mij interessanter werk.
               - Voor Guy Bl. Véél goedkoper.
               - Voor de NMBS méér winstgevend, minder verlieslatend en degelijker laswerk.

               -  Voor de treingebruiker veiliger wegens minder risico op breuken enz.

                      De definitieve overplaatsing naar de tractiewerkplaats kwam er nadat de
               bazen van de tractiewerkplaats na enkele detacheringen duidelijk het verschil
               zagen tussen het werk van een échte gespecialiseerde lasser en de plaatselijke
               zogezegd ‘gespecialiseerd lassers’. Ze ondervonden dat écht vakmanschap en
               eerlijkheid, voor de NMBS miljoenen onkosten uitspaarde.


                      Op korte tijd steeg mijn ‘waarderingscijfer’ tot het maximum dat
               toegelaten was, en ik kreeg dan ook bovenop mijn standaard loon de bij dit
               waarderingscijfer behorende premies.
               Regelmatig een schouderklopje enz. van tevreden bazen en collegae waren de
               kers op de taart, en wie zou zich in dergelijke situatie niet goed voelen?
               Ik wel, maar jaloerse mensen niet natuurlijk!


                      Tijdens de ‘detacheringen’ had ik al te maken gekregen met mijn
               toekomstige pesters, maar omdat de detacheringen van korte duur waren, - als
               de vuile of moeilijke job gedaan was, was ook de detachering ten einde -, nam
               ik de bedreigingen en intimidaties, die ik vanaf de eerste dag moest aanhoren
               van jaloerse collega-lasser Gilbert Ju., die later hoofdpester zou worden, enkel
               aan als normale uitingen van ‘ongenoegen’.
               De collegae-lassers hadden immers nog nooit kennis gemaakt met een

               specialist uit de privé en hadden dus tijd nodig om zich aan deze voor hen
               nieuwe situatie te wennen.
               Met die gedachte in het achterhoofd hoopte ik dat die gevoelens van haat en
               jaloezie wel na een tijdje zouden overwaaien en ik had dus nog niet het gevoel
               dat ik met échte pesters te maken zou krijgen.





               ________________________________________________________________
                                                                    De pesters van het spoor           38
   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43