Page 34 - Inleiding
P. 34

Mijn eerste werkplaats.



                      Ik ontdekte dat de loonbriefjes zodanig ingewikkeld werden
               samengesteld dat men in nooit kon controleren of het wel ‘juist’ was.

               Oplichters in het systeem zouden zo gemakkelijk uit elk van de 40.000
               loonzakjes maandelijks 2 euro kunnen wegtoveren zonder dat het opviel. Deze
               oncontroleerbaarheid werd ondanks mijn aandringen bij de ‘spoorbond’ NIET
               rechtgezet… De ‘oncontroleerbaarheid’ van het loonzakje bleef bestaan
               gedurende de 5 jaar dat ik daar werkte!

                      Belangrijk om te vermelden is het feit dat deze ‘administratie’ die per
               werkplaats slechts uit enkele personen bestond ook uitgevoerd werd door

               minstens één ‘vakbondsafgevaardigde‘ ! (Schone job, zolang er wordt
               meegespeeld met dit machtsmisbruik en zolang erover ‘gezwegen’ wordt…)

                      Als ik in mijn beginperiode als NMBS werknemer op straat of in stations
               mensen ontmoette die ook bij de NMBS werkten, en ik hen vroeg welke functie
               zij hadden binnen het bedrijf, kreeg ik meestal te horen, “ik ben baas van dit.”
               of  “ik ben baas van dat.” of  “Ik ben chef over enz.”.
               De NMBS bestond blijkbaar enkel uit ‘bazen’!
               Op de NMBS-werkvloer leerde ik uit de realiteit dat bij de NMBS ieder
               personeelslid dat niet op de laagste hiërarchische trap stond, zich ‘baas’

               noemde (of mocht noemen) over de ‘lagere in de hiërarchie’.
               Het geeft natuurlijk een lekker gevoel aan intellectueel laag staande geesten als
               ze zichzelf ‘baas’ van iemand of iets kunnen noemen, alhoewel ze zélf slechts
               op de tweede laagste trede staan van een ladder met duizend treden.

                      Ik kwam hier ook een eerste typische NMBS-vorm van pesterij tegen.
               Namelijk deze van de omhooggevallen baas die genoot van zijn ‘macht’ via het
               opleggen van letterlijke geldboetes aan zijn ‘minderen’ (financieel pesten van

               lageren in de hiërarchie, om zijn onaantastbare ‘macht’ te demonstreren).

                      De betreffende omhooggevallen baas, ‘Hofman’ was reeds via, via,
               ‘opgeklommen’ tot een soort meestergastfunctie.
               Volgens de collegae was hij vroeger op de werkvloer zélf de grootste speelvogel
               en dit hield in, dat hij zich bijvoorbeeld amuseerde door met een
               persluchtdarm trosjes nagels af te schieten door de dakplaten enz. met allerlei

               beschadigingen en onveilige situaties er aan verbonden.
               Hij gedroeg zich ook  nogal opvallend ‘jeannet-achtig’ en kon het niet laten om
               naar zijn ‘minderen’ allerlei beledigingen toe te roepen.




                ________________________________________________________________
                                                                    De pesters van het spoor           34
   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39