Page 237 - Inleiding
P. 237

Memoires’ van Marc Spandel (Deel 1: de werkvloer)

        1) In de privé had ik grote onkosten voor mijn vervoer van- en naar het werk. Om de x- jaar een
        nieuwe auto kopen… onderhoudskosten van de auto… x- keer een volle tank benzine kopen per

        week… autotaksen… verzekering…
        2) Daarbij komt nog het gevaar op de baan. Kansen op ongevallen, panne, te laat komen door
        files enz.
        3) Als ik openbaar vervoer nodig had, moest ik betalen voor de trein.

        Daartegenover stond:

        1) Bij de NMBS kreeg ik zolang ik daar werkte ‘gratis’ treintickets om te reizen binnen de
        Benelux, en dat voor gans mijn gezin.

        2) Bij de NMBS had ik géén enkele onkost om op mijn werk te geraken, éénder waar ik voor dit
        bedrijf tewerkgesteld werd.
        Ik werd ‘gratis’ met de trein gebracht tot aan de deur van mijn werkplaats, en àls ik te laat
        kwam, dan lag de reden bij het vervoer van de NMBS (de werkgever) zélf, zodat er geen reden
        was om sigaren te krijgen of loon te verliezen.
        3) Het bijkomend pak van zo’n 24 ‘extra’ betaalde verlofdagen in vergelijking met de privé was

        ook welkom, want aangezien we 40u/week werkten en een normaal werkregime 36u/week
        bedroeg, hadden we elke 2 weken recht op een betaalde ‘recuperatie dag’! Dus veel Lange
        weekends mogelijk.
        4)Er was ook het feit dat dit een zogenaamd ‘overheidsbedrijf’ was, en van de overheid weten
        we dat deze haar personeel ‘goed verzorgd’ op alle vlakken.
        Dus… als dit geen ideale job was om als oudere werknemer zogezegd ‘uit te bollen’ , dan weet
        ik het niet hoor.


        Maar ik moest óók ontdekken dat de NMBS te vergelijken is met een zogenaamd witgekalkt
        graf.
        Aan de buitenkant mooi gemaakt voor de schone schijn… aan de binnenkant een rottend lijk!

        Waar in de privébedrijven een stelend of dronken personeelslid op staande voet zou ontslagen
        worden, werd dit soort misdraging in de NMBS als ‘normaal’ en ‘verworven recht’ aanschouwd
        over de héle hiërarchische ladder heen.

        En deze ladder kende ‘afgerond’ 1000 treden.

        Als je op straat iemand tegenkwam die in een NMBS werkplaats werkt, en je vraagt welke taak
        hij uitvoert bij de spoorwegen dan hoor je meestal “Ik ben baas over enz.” of “Ik heb x- mensen
        onder mij.”


                                                                                                                 236
   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242