Page 54 - HOOFDPERSONEN IN DE ZAAK DE LAERE
P. 54

Tweede Vermoeden: Wanneer het onderzoek, stopgezet in 1944 op bevel van de bezettende
             overheden die veroordeelde beschermden, hernomen werd in Maart 1948, verstrekte veroordeelde,
             ondervraagd over het gebruik van zijn tijd de dag van de misdaad vier jaar tevoren, onmiddellijk
             een alibi. Dit alibi kon hij eerst niet bewijzen en nadien hebben de twee getuigen die hij opgaf het
             niet bevestigd.

             Derde Vermoeden: De 19e Oktober 1948 werd bij veroordeelde een bijl gevonden die wel het
             wapen van de misdaad kon zijn, want bij de lijkschouwing waren op het lichaam van het slachtoffer
             wonden vastgesteld, veroorzaakt door een kleine bijl of een scherpe hamer .
             Nu, nadat de expertise, uitgevoerd in 1948 heeft uitgewezen dat geen sporen van bloed op de bijl
             van De Laere aanwezig waren en dat niet met zekerheid kon besloten worden dat zij het wapen van
             de misdaad was, zegt de akte van inbeschuldigingstelling dat de letsels, veroorzaakt door die bijl op
             mensenbeenderen, zeer gelijkend gebleken zijn op de letsels bij de lijkschouwing vastgesteld.

             Vierde Vermoeden : De naam van veroordeelde was slecht. Hij diende de plannen der Duitsers en
             werd uit dien hoofde veroordeeld tot 10 jaar opsluiting. Zijn familie, vooral dhr. A. Timmermans
             achtte hem tot alles in staat.
             , t Is ten andere Timmermans, daarin geholpen door de oude meid van het slachtoffer, Elisa Van
             Driessche, die de opzoekingen van de politie naar de veroordeelde aandreven nadat twee andere
             sporen zonder succes gevolgd waren. ( Bedoeld worden Edward Standaert uit Kapellen en Jan
             De Niel uit St. Niklaas.)

             De Laere had dus een drijfveer: een onmiddellijke, zich de 40.000 Fr en de gestolen juwelen
             aanschaffen - en in de nabije toekomst zijn aandeel opnemen in de nalatenschap van het slachtoffer.

             2. Het verzoekschrift tot herziening wijst verscheidene "nieuwe feiten" aan.
             a) - Enkele maanden vòòr de moord waren tussen A. Timmermans en E. Van Driessche, gewezen
             meid van het slachtoffer, intieme betrekkingen ontstaan.
             Het slachtoffer oordeelde deze betrekkingen onwaardig voor haar neef - verweet hem deze op
             verontwaardigde wijze, wat aanleiding gaf tot scherpe twisten.
             Zij betitelde Van Driessche als "slet" en gaf haar verbod nog in haar huis te komen.
             Een van deze twisten, die plaats vond met A. Timmermans, een … twee maanden vòòr de moord,
             was zo hevig dat het slachtoffer dit de volgende dag vertelde aan een nicht en er op dit ogenblik
             nog van onder de indruk was.
             b) - Enkele weken voor de moord vertoonde het slachtoffer aan dezelfde nicht, die op bezoek was,
             een dreigbrief haar gestuurd door A. Timmermans. Ze las er haar een deel uit voor en legde dan die
             dreigbrief in de secretaire, die na de moord geopend werd gevonden en waarin de dreigbrief door
             de Politie, die er ten andere het bestaan niet van kende niet meer gevonden werd.
             c) - Twee of drie dagen vòòr haar dood liet het slachtoffer een brief brengen aan haar Notaris met
             het verzoek haar een bezoek te willen brengen.
             Ze wenste het eigenhandig testament, dat zij korte tijd tevoren gemaakt had, en dat, een vroeger
             notarieel testament wijzigde, de voordelen gedaan aan A. Timmermans herriep, door een authentiek
             testament te vervangen.
             A. Timmermans vernam de volgende dag, hetzij één of twee dagen vòòr de moord, de afgifte van
             deze brief.
             De bundel wijst uit dat hij het bestaan van dit onderhands testament niet kende.
             d) - A. Timmermans, die wist dat het slachtoffer met haar gebuur had afgesproken dat, in geval van
             onraad, zij op de scheidingsmuur zou kloppen, wist eveneens - en dit omsluit een nieuw feit - dat de
             dag van de misdaad deze gebuur op uitzonderlijke wijze afwezig was.

             54
   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59