Page 55 - HOOFDPERSONEN IN DE ZAAK DE LAERE
P. 55

e). - In 1952 heeft E. Van Driessche aan een persoon verklaard: "Als de mijne (A. Timmermans)
             zal komen te sterven, zal alles wel uitkomen op zijn sterfbed. Die weet alles."
             Deze feiten zijn nieuw. de strafbundel wijst uit dat men er ten tijden van het onderzoek, geen kennis
             van had.

             Op het ogenblik van het proces was de veroordeelde zeker niet in staat ze te bewijzen om twee
             redenen :
             Vooreerst kon hij er zelf het bestaan niet van kennen daar hij te St. Niklaas niet woonde en met zijn
             tante en zijn familie te St. Niklaas slechts nauwelijks in betrekking was.
             Nu zijn het juist de familieleden die op de hoogte waren van deze feiten. Bovendien verkregen deze
             feiten, voor de familieleden die ze kenden, ten tijde van het proces niet hun volle betekenis omdat
             enerzijds elk van hen slechts een deel ervan kende, en niemand er aan gedacht had ze te groeperen
             tot een samenhangend en overtuigend geheel.
             Anderzijds waren de inspanningen van Timmermans en E. Van Driessche, ten einde de verdenking
             op De Laere te werpen, onverdroten geweest en daardoor hadden ze de aandacht van henzelf
             verwijderd. Daardoor is het begrijpelijk dat niemand gesproken heeft over feiten die weinig
             betekenis hadden zolang er geen sprake van was Timmermans te beschuldigen.

             3. Welk is nu de inwerking dezer nieuwe feiten zoals ze komen te worden omschreven, ten opzichte
             van de vermoedens waarop zijn veroordeling berustte ?
             Zij is nul met betrekking op het 2de en 3de vermoeden.
             Maar deze vermoedens zijn zo zwak, zo weinig overtuigend op zichzelf, dat zij geenszins de
             hypothese, van een andere dader als De Laere, tegenspreken.
             Zo de letsels, veroorzaakt op mensenbeenderen door een slag van de doodgewone bijl van De
             Laere, zeer gelijkend zijn op - en niet identiek met - deze die op het lijk van het slachtoffer werden
             aangetroffen, is het niet uitgesloten dat deze slagen toegebracht werden door een ander met behulp
             van een min of meer gelijkaardige bijl of een ander snijdend voorwerp, dat ook op
             mensenbeenderen wonden, op de bij de lijkschouwing vastgestelde wonden goed gelijkend, zou
             veroorzaken.
             En het feit dat De Laere, vier jaar na de feiten geen alibi kon aangeven en dat hij, verdacht in 1944,
             in 1948 kort en goed de hervatting van het onderzoek wilde voorkomen door te pogen bewijzen van
             zijn alibi te fabriceren, sluit niet uit dat hij, op het ogenblik van de misdaad, zich werkelijk te
             Antwerpen bevond zonder het te kunnen bewijzen, of nog veel minder, dat een andere de moord
             pleegde.
             Daarentegen, indien de nieuwe feiten bewezen worden, wordt het eerste vermoeden waardeloos
             daar het evengoed toepasselijk is op Timmermans als op De Laere, beide neven van het slachtoffer.

             Er valt bovendien op te merken dat dit vermoeden zwaarder wordt bij Timmermans dan bij De
             Laere.
             Timmermans alléén kon weten dat de gebuur van het slachtoffer de namiddag van de misdaad
             afwezig was.
             Hij alleen kon daar ogenblikkelijk de geschikte omstandigheid in vinden daar hij in de nabijheid
             van het huis van het slachtoffer woonde.
             Hij  wist, wat De Laere niet gemakkelijk kon weten : dat zijn tante haar handelszaak ging
             overdragen.
             Veel meer dan De Laere. waarvan hij en Van Driessche beweren dat het slachtoffer hem vreesde en
             hem niet in haar huis wilde zien, was hij het familielid voor wie zijn tante koffie opschonk.
             Ten s1otte wijst ook dit vermoeden hem aan, en veel vollediger dan De Laere.



                                                                                                           55
   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60