Page 38 - HOOFDPERSONEN IN DE ZAAK DE LAERE
P. 38

Op 27 juli 1949 zou de ongeduldig geworden Onderzoeksrechter het reeds zo lang beloofd
             deskundig verslag bij zijn briefwisseling aantreffen. Hij merkte inderdaad op dat het verslag slechts
             door twee deskundigen was ondertekend, nl. door Prof. Bessemans en door Prof. Thomas.

             "Tot mijn groot spijt", zo schreef de Onderzoeksrechter dan aan de twee Gentse professoren, "moet
             ik vaststellen dat de werkzaamheden en het verslag enkel opgemaakt geweest zijn door twee
             deskundigen, wanneer mijn ambt een collegium van drie aangesteld had.
             De opgelegde zending is dus niet uitgevoerd geweest en uw ingebracht verslag kan mijns inziens
             niet dienen als een wettig verslag, maar enkel als inlichting van werkzaamheden uitgevoerd door
             Professor Doctor Thomas en Professor Doctor Bessemans, voor welke werkzaamheden ze niet
             afzonderlijk aangesteld zijn geweest. Die handeling is des te spijtiger daar mijn ambt meer dan eens
             aan de drie deskundigen geschreven heeft, waarin het in ieder afzonderlijke brief meldde dat de
             twee andere collega's, telkenmale specifiek genoemd, van zelfde schrijven bericht werden.
             Naar hetgeen mijn ambt vernomen heeft, zou de derde deskundige : Dr. Piret, zelf nooit bericht
             geweest zijn door U omtrent het overgaan tot ene of andere werkzaamheid.
             Ingevolge de Wet is het mijn ambt bovendien onmogelijk de kostenstaat die U afzonderlijk indient
             te taxeren daar de zending wel meldde dat er diende "in samenwerking" gehandeld.
             Ik stuur zelfde brief naar de heer Prof. Thomas en naar de heer Procureur des Konings om zijn ambt
             in te lichten omtrent deze onbegrijpelijke handelwijze".

             Op dit schrijven antwoordde Prof. Bessemans o.m. : “Voor wat mij betreft, is dit eenvoudig het
             gevolg van een verstrooiing geweest, welke voortvloeit uit het feit dat ik tot hiertoe nooit in
             samenwerking met ander deskundigen heb gewerkt en dat ik, voor mijn tussenkomst in vermelde
             zaak geenszins de noodzakelijkheid der hulp van Dr. Piret heb gevoeld.
             Wat er nu ook van zij, zou het mij aangenaam zijn te vernemen wat er thans moet gedaan opdat me
             mijn ereloon uitbetaald worde."

             Prof. Thomas antwoordde: "Ik maak U attent op het volgende : een expertise zoals deze die ons
             bezighoudt is in België bijna niet uit te voeren, reden : het komt er op aan met het verdachte wapen
             proeven te doen op lijken. Deze proeven zouden moeten uitgevoerd worden in een gerechtelijk
             dodenhuis (morgue Medicolégale). Deze bestaat niet. In deze voorwaarden heb ik mij in verbinding
             moeten stellen met de autopsiedienst van het gemeente- ziekenhuis. Slechts als bij grote
             uitzondering een lijk ter beschikking kwam, kon een proef doorgaan. Ik werd telefonisch
             verwittigd een tiental minuten tevoren. De op deze wijze verzamelde schedelkappen werden
             gefotografeerd.

             In Uw brief zegt U dat Dr. Piret nooit werd bericht. Dit klinkt allermerkwaardigst. Wanneer een
             College van deskundigen wordt samengesteld, vervult het jongste lid de rol van secretaris, dus hier
             Dr. Piret.
             Het is zijn plicht zich ter beschikking te stellen van de Voorzitter hier Prof. Bessemans, om volgens
             diens aanwijzingen het college samen te roepen en verder het project van verslag op te stellen.
             De onbegrijpelijke handelswijze van Dr. Piret die mij voor de eerste maal twee dagen voor het
             neerleggen van het verslag heeft opgebeld, legt uit waarom zijn naam niet voorkomt op het verslag
             opgesteld door Professor Bessemans".

             De Onderzoeksrechter schreef dan nog: "Indien er een rechtbank of in specie een rechter een
             collegium aanstelt is het wel omdat hij er de noodzakelijkheid bij de aanvang ervan voelt. En dat is
             het wat U edele onder eed U verbonden hebt uit te voeren."



             38
   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43