Page 34 - HOOFDPERSONEN IN DE ZAAK DE LAERE
P. 34

24. EEN ‘ROOFMOORD'.

                    Frans De Laere werd niet alleen beschuldigd van moord, ook van roofmoord.
             In de "Akte van Beschuldiging" kan men inderdaad lezen "dat de misdaad bedreven werd "om de
             diefstal te vergemakkelijken of te verduiken". Deze verzwarende omstandigheid wordt als volgt
             verklaard : "In de tweede plaats, waar het slachtoffer lag, werd de kast - een secretaire -
             opengebroken gevonden : vermoedelijk werden er circa 40.000 fr. uit ontvreemd en misschien
             juwelen, welke niet nader konden bepaald worden".
             En verder. "Het feit dat de diefstal en moord in een korte tijdspanne voltrokken werd, wijst aan dat
             de dader goed bekend was met het huis en wist dat in bedoeld secretaire- meubel geld en juwelen
             voorhanden was".
             Op wat steunen deze vermoedens en in hoeverre kunnen ze tegen De Laere worden uitgespeeld ?

             Eerst en vooral, er wordt dus aangevoerd dat de secretaire "opengebroken gevonden" werd. En
             inderdaad, in het eerste Proces-verbaal van politiecommissaris Crijns is vermeld "in de tweede
             plaats is de kas (secretaire) opengebroken en werd er vermoedelijk geld gestolen gezien zij (het
             slachtoffer) op die plaats geld bewaarde voor haar betalingen".
             In het verslag van de onderzoeksrechter, dat diezelfde dag is opgesteld, lezen we evenwel : "De
             heer politiecommissaris Crijns verklaart ons dat hij die secretaire open heeft gevonden toen hij ter
             plaatse is gekomen. Bij nazicht van dit meubelstuk vonden wij er twee sleuteltjes, die ons schijnen
             met bloed besmeurd te zijn en aan het welk een haar kleeft. Wij nemen die sleuteltjes voorlopig in
             beslag."
             De Onderzoeksrechter spreekt dus niet over ‘opengebroken' , en maakt verder geen melding van
             braaksporen. Trouwens, de aanwezigheid van de sleuteltjes wijzen er op dat de secretaire door de
             dader(s) werd geopend nadat ze ofwel met geweld uit de handen van het slachtoffer waren geroofd,
             ofwel genomen op de plaats waar ze gewoonlijk lagen.
             Volgens Arthur Timmermans later zou verklaren kon enkel een bekende weten waar de sleutel van
             de secretaire verborgen werd.

             Hoe kwam men nu op de diefstal van circa 40.000 frank en... misschien juwelen ?
             In de "Akte van Beschuldiging" wordt de betichting van de diefstal gesteund op het volgend
             argument : Daags voor de moord (op zondag 16 april) - nl. in de voormiddag - had Jeannette een
             onderhoud met wisselagent Opsomer om hem een order door te geven.
             De h. Opsomer verklaarde later dat tijdens dit bezoek de juwelierster hem een vrij belangrijke som
             aangeboden heeft om dit order uit te voeren.
             De h. Opsomer heeft dit geld geweigerd, waarna Jeannette Standaert de bankbiljetten weer in haar
             secretaire geborgen heeft.

             Nu is het eerst door politiecommissaris Crijns en later door de onderzoeksrechter uitgemaakt dat in
             de geopende secretaire geen geld aanwezig was, waaruit dan het besluit werd getroffen dat de
             dader(s) het gestolen hadden.
             Maar enkele tijd later, werd door de onderzoeksrechter in de brandkoffer - welke in de kelder
             verborgen was opgesteld - een pak bankbiljetten gevonden, ten bedrage van 35.000 frank, gelijk
             aan het bedrag vermeld op een brief je van de hand van het slachtoffer dat gedagtekend was op
             16 april 1944 !
             Dit briefje bewijst formeel dat Jeannette Standaert die zondag, na het vertrek van wisselagent
             Opsomer, het geld weer uit de secretaire heeft genomen om het in de brandkoffer in veiligheid te
             brengen.



             34
   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39