Page 10 - Inleiding
P. 10

Memoires’ van Marc Spandel (Deel 1: de werkvloer)

        Hoofdstuk 3: Ik was al ‘iets’ groter.


        De maatschappij werd nog gedomineerd door priesters, nonnetjes, patertjes, meesters,
        directeurs en de énkele politieagenten(veldwachters) die toen niet (zoals nu) met de armen
        open moest lopen zoals een mislukte body-builder omdat ze vanwege al die indrukwekkende
        wapens, boeien, communicatiemiddelen, pepperspray, taser, kogelvrije vest, camera’s enz. de
        armen gewoon niet meer normaal langs hun lijf kunnen houden.
        De pollies had vroeger alleen maar zo’n grote gevaarlijk uitziende lange ‘knuppel’ hangen om
        de orde te handhaven. Er heerste toen géén chaos op alle vlakken van de samenleving, en
        ‘stress’ was niet bekend bij werknemers.


        Je had twéé elkaar controlerende ‘diensten’ die voor de ‘democratische’ veiligheid binnen de
        maatschappij zorgden. De politie én de rijkswacht. Als een politieagent(of dienst)
        machtsmisbruik pleegde ten overstaan van een burger kon je dit aanklagen bij de rijkswacht,
        die op haar beurt de machtsmisbruiker van de politie kon sanctioneren.
        De rijkswacht werd later afgeschaft en de rijkswachters die dit wilden mochten overstappen
        naar een functie bij de politie. Nu kunnen macht misbruikende politiemensen dus niet meer

        gesanctioneerd worden, waardoor machtsmisbruik door de politie vrij spel heeft gekregen.
        (zelf ondervonden).

        Ik werd als ‘onbegrepen’ kind (door een soort autisme?) mismeesterd door mijn omgeving
        (gezinsleven, school, opvoeding enz.), zodanig dat ik heel mijn jonge leven doodsbang was en
        geestelijk werd opgezadeld met een zwaar minderwaardigheidscomplex.
        Ik was een continu héél ongelukkig en bang kind.
        Termen zoals ‘autisme’ bestonden toen nog niet, maar wel de stempel van een ‘dromer’ die

        zogezegd ‘wel kon maar niet wilde’.
        Tot aan zijn dood heeft mijn vader me een ‘bastaard’ genoemd… een ‘luierik’… een ‘domme
        kloot’… ‘kop af’. Keer op keer moest ik als kind horen ‘dat hij mij beter in de beerput had
        versmoord’ enz.. Hoeveel slaag ik heb gekregen, al dan niet met de riem… en mijn moeder liet
        maar begaan (omdat ze niet anders durfde?).

        In die tijd bestond er nog geen WC- papier en moesten we onze kont proper wrijven met van

        oude kranten rechthoekig geknipte stukjes papier waarvan telkens een busseltje gemaakt werd
        dat bij middel van een stukje koord  aan een haak hing in ‘t usken’.
        Later was er dan de opkomst van week- en maand bladen die in kleur waren gedrukt, maar
        deze wc- papiertjes zorgden voor minder proper kuiswerk omdat ze minder goed ‘opnamen’
        dan krantenpapier.


                                                                                                                   9
   5   6   7   8   9   10   11   12   13   14   15