Page 23 - Inleiding
P. 23

De wonderbare wereld der dromen.


        Maar mijn tegenstrever lachte ook, en het viel op dat hij mij rustig verder liet rondspringen
        terwijl hij gewoon stil bleef staan ‘afwachten’.
        De lafaard liet deze oude sukkelaar dus verder springen en dansen tot ik op den duur zo

        vermoeid zou zijn dat ik gewoon geen kracht genoeg meer zou hebben om deftig terug te
        kunnen slaan.
        Zo werd het ook voor die getrainde (laffe) tegenstander een fluitje van een cent om mij daarna
        af te maken natuurlijk.

        T o en ik die ‘tactiek’ besefte, stopte ik met mijn gespring en gelijk een echte Jean-Claude Van

        Damme ging ik twee seconden voor hem staan met mijn voet tot bijna tegen zijn neus om hem
        te tonen dat ik niet het ‘toetje’ was dat hij verwachtte.

        Daarna ging ik achteruit en wachtte ik met gebalde vuisten zijn reactie af.
        Een beetje verschrikt sloeg hij een paar keer naar mij, en ik weerde af…
        Nu is het mijn beurt dacht ik, en ik gaf hem een paar pijnlijke meppen.

        De lafaard ging lopen uit de ring toen hij merkte dat hij het onderspit zou delven.


        De stalkster sprong hierop in de ring en had nog een plan B voor het geval ik het zou winnen
        van haar onder de sloef liggende held.
        Ze beriep zich luid roepend op het middeleeuws recht om een evenwaardige ‘vervanger’ in de
        strijd te werpen.

        De menigte begon te joelen tijdens haar betoog en het kwam er op neer dat ik de strijd ‘NIET’

        had gewonnen door ‘opgave’ van de tegenstander, omdat deze een lafaard was gebleken.
        Ze eiste het teniet doen van mijn overwinning en riep de ‘gelijkwaardige’ tegenstander uit haar
        plan B in de boksring. Deze had ze op voorhand al ‘geregeld’ via vriendjespolitiek.

        Het was een soort kickbokser die al veel wedstrijden had gedaan in zogenaamd ‘kooivechten’.
        Hij was volledig uitgedost als een kooivechter. Handjes omzwachteld, sportschoentjes, shortje,
        bloot bovenlijf…


        Ik had direct door dat dit een ‘andere’ tegenstander was dan de vorige, en dat ik tegen deze
        twintiger bijna géén kans zou hebben om het te overleven.
        Tóch zette ik mij in een soort vechthouding en liet aan de tegenstander zien dat ik klaar was
        om te strijden tot ik niet meer kon.



                                                                                                                  22
   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28