Page 17 - Inleiding
P. 17

De wonderbare wereld der dromen.


                                                    Gewone droom 4:
        … Plots werd ik midden in de nacht wakker.
        Aan het voeteinde van mijn bed stond een Christus- figuur in een lang wit gewaad.

        Hij keek mij aan en zei een ‘opdracht’ te hebben voor mij.
        Hij overhandigde me een wit paard, een zwaard, harnas en schild, en ik moest de goede wereld
        beschermen tegen het kwaad.
        Het paard zou me overal naar de strijd voeren.
        Het zwaard kon ik gebruiken om het kwade te lijf te gaan en het was onverwoestbaar.
        Schild en harnas zouden me beschermen en waren ook onverwoestbaar, zelf kanonnen konden

        mij niet deren. Toen ‘verdween’ de figuur…
        Droom gedaan!

        De herinnering aan deze levendige droom die een ‘visioen’ leek, is heel mijn leven blijven
        hangen.

                                                    Gewone droom 5:
        … Ik werd uitgenodigd door de gouverneur.
        Deze had mij al lang in het oog, en vond mij de meest geschikte persoon voor het opvangen,

        begeleiden en helpen van een Afrikaanse diplomaat en regeringslid.
        Voor deze taak zou ik ook de status van diplomaat genieten.

        De Afrikaan was een vertegenwoordiger en waarschijnlijk ook familielid van een dictator die
        zijn land leidde via zware onderdrukking van de bevolking.
        De magere man met een gouden brilletje sprak enkel frans en liep rond met veel streken in een

        duur kostuum.

        Ik vertelde aan de gouverneur dat ik geen geschikte kandidaat was om diplomaat te spelen en
        dat ik zelf geen Frans kan spreken, laat staan in het Frans discussiëren betreffende
        buitenlandse zaken enz.
        De gouverneur antwoordde dat ik voor deze taak was uitgekozen door de minister van
        buitenlandse zaken en dat ik me gerust verstaanbaar zou kunnen maken via de enkele Franse
        woordjes die ik ken, in combinatie met gebarentaal… Ik had volgens hem de geschikte

        algemene kennis op technisch vlak, op politiek vlak,  en op vlak van mensenkennis.
        De Afrikaan was volgens hem een omhooggevallen dommerik die ‘denkt’ verstandig te zijn.

        Allee, ik zei dan maar (vereerd om de mouwvegerij van de gouverneur), dat ik dat dan wel eens
        wilde proberen en eventueel, als het nodig blijkt, Franse les zou volgen.
        De gouverneur lachte en ging akkoord.

                                                                                                                  16
   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22