Page 15 - Inleiding
P. 15

De wonderbare wereld der dromen.


                                                    Gewone droom 3:
        … Ik zit in een grote kathedraal vol met kerkgangers.
        Ik zit ongeveer halfweg tussen het volk aan de rechterkant.

        Voor welke reden weet ik niet maar middenin de ‘dienst’ die bezig was, zet ik mij stilletjes recht
        en verliet mijn plaats, en ging langs achter om, naar de mensen die aan de linkerkant zaten.
        Daar keek ik even nieuwsgierig rond en plots zag ik mijn broer in een gangpad zachtjes over en
        weer gaan.
        Met een strenge blik hield hij daar iedereen in het oog.


        Hij was ongeveer op 8 meter afstand van mij toen zijn blik de mijne kruiste, maar hij was zo
        geconcentreerd met zijn taak bezig, dat hij mij blijkbaar niet herkende.
        Ik had hem al een heel tijdje niet meer gezien en was blij dat ik hem nu terug zag. Dus… terwijl
        hij zo rond loerde en in mijn richting keek, probeerde ik telkens zijn aandacht te trekken in
        stilte, met kleine gebaartjes met mijn handen en ogen.

        Plots leek hij mij te herkennen en hij kwam naar mij toe. Ik vroeg wat hij hier deed en hij
        antwoordde dat hij toezicht hield in opdracht van de CIA.
        Meteen wees hij mij er op, dat ik daar niet mocht staan en terug moest plaats nemen aan de

        rechter kant.

        Ik ging dus terug naar de rechterkant, en daar werd ik onmiddellijk aangesproken door iemand
        die mij op een boze manier onder mijn voeten gaf, omdat ik mijn plaats verlaten had. Hij wees
        me er op dat ik terug bij die grote groep moest gaan zitten daar op de eerste 10 rijen. Ik vond
        nog een klein houten bankje dat tegen de rechterkant aan de muur stond en ging daar op

        zitten.
        Ik vroeg me af waarom die vent mij onder mijn voeten gaf…. Ik had toch niets misdaan?

        Het viel op dat vooraan bijna tegen het altaar een hele reeks BV’s rechtstonden die een soort
        voordracht gaven.

        De offerande kwam er aan en de groep waar ik zogezegd bij hoorde kreeg de opdracht om één
        voor één mooi in een rij de offerandegang te gaan doen.

        Dus ik ging mee…
        Op een zo normaal mogelijke wijze groette ik de priester en drukte ik (stevig) mijn hand op het
        kruisbeeldje in zijn handen. Ik zag dat mijn voorgangers een geldstuk in de betreffende gouden
        schaal dropten en taste in mijn zakken. Daar was geen geldstuk te vinden en het was mijn
        beurt om te ‘doneren’.


                                                                                                                  14
   10   11   12   13   14   15   16   17   18   19   20