Page 29 - De Koo en de donkere gangen.
P. 29

De Koo en de donkere gangen.

                      Aangezien de andere racers hadden ontdekt dat de Koo geen bange wezel
               is en zijzelf liever de kolen uit het vuur lieten rapen door iemand anders, hadden
               ze laf als ze waren, de Koo verkozen als hun leider en dus moest de Koo altijd
               op kop blijven lopen om de kloppen op te vangen natuurlijk.

                      De Koo ging dus als eerste de verleidelijke grot in waar aan de inkom een
               bordje hing waarop stond “baarmoeder”. Voor zijn ogen ontsprong een
               wonderbaarlijk  schouwspel.
               Er stond een prachtige plant, zo groot als een kathedraal met ontelbaar veel
               blaadjes. Elk blad leek een andere kleur te hebben en het rook er zo zoet naar
               honing.
               De verleidingen waren van dien aard dat de Koo niet meer aan zijn gevolg dacht

               en onmogelijk aan deze verleiding kon weerstaan.
               Als een pijl uit een boog schoot hij vooruit.

                      Op zoek naar de honing stond zijn slurf stijf van de goesting en deze wees
               als gevolg van het geurspoor foutloos in de richting dat hij moest lopen.
               Hier en daar vond de Koo een druppeltje honing maar dit was zeker niet genoeg
               om zijn honger te stillen, integendeel, hij kreeg steeds meer honger. Het voelde
               alsof die druppeltjes honing de weg aanwezen zoals in het verhaal van Hansje en
               Grietje.
               Hij ‘moest’ dit onweerstaanbaar spoor volgen!. Slurp… slurp… slurp… voort
               schuifelend van het ene presenteerbladje naar het volgende.
               Telkens hij een druppeltje honing bemerkte zoog zijn slurf dit naar binnen,
               druppeltje na druppeltje, steeds sneller en onbewust van het feit dat hij naar een
               bepaalde richting werd ‘gelokt’. Het leek wel of zijn instinkt zijn wil had
               overgenomen en zijn verstand enkel in zijn slurf zat.
               Hij werd naar een mooie bloemknop gelokt die zich manifesteerde aan de
               zijkant van de plant.

                      Toen de Koo de bloemknop dicht genaderd was, ging deze spontaan open
               en de mooiste roos ooit, kwam tevoorschijn.
               Daar helemaal midden in die prachtige bloem zag hij de stamper. Dat had hij
               nog nooit gezien en hij moest dit fenomeen natuurlijk eens van dichtbij
               onderzoeken!
               De concurrenten stonden nog steeds daar aan de ingang van die grot te roepen
               “of het veilig was voor hen, en of ze zonder problemen konden binnenkomen in
               de grot?”, maar de Koo die volop proefde van de aangeboden geneugten riep
               terug “wacht nog even jongens!”…







                                                                                                        29
   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34