Page 50 - Inleiding
P. 50

Werkjes voor thuis hebben voorrang.



                      Je had bijvoorbeeld de productie van visgerief.
               Daarvoor verzamelden de lassers zo veel mogelijk lood. Om aan dat lood te

               geraken werd opvallend veel hijsmateriaal ‘afgekeurd’ om ‘vernietigd’ te
               worden door de lassers, zogezegd omdat het niet meer voldeed voor de
               veiligheid.
               Dat ‘afgekeurde’ hijsmateriaal bestond uit stalen hijs-kabels waar aan
               weerskanten de lussen gezekerd zijn met lood.
               De zogezegd ‘afgekeurde’ kabels werden kapot gebrand (schroot) en het lood
               werd er dan af gesmolten…
               Als er genoeg lood was verzameld hielden ze zich bezig met het produceren van

               vislood van allerlei formaten. Er werden dan naargelang de vraag, hele series
               van gemaakt. Hiervoor beschikten de lassers over enkele professionele
               gietmallen en natuurlijk ook zelfgemaakte bevestigingshaken voor het vislood.
               De visloden zelf waren voorzien van een merk en andere professionele
               kenmerken. Dit kon dan bijvoorbeeld gemakkelijk verkocht worden aan vissers,
               op rommelmarkten enz., net zoals de abnormaal veel ‘afgekeurde’ D-schakels
               die ook verzameld werden voor de bijverdiensten in plaats van vernietigd te

               worden en in de bak met oud ijzer terecht te komen..

                      Hoe ik ontdekt had dat de lassers van deze werkplaats ‘bijverdienden’
               door op kosten van de NMBS, in de werkplaats van de NMBS, tijdens hun
               werkuren voor de NMBS en met materiaal van de NMBS, werkzaamheden uit
               te voeren voor bedrijven die niets met de NMBS te maken hadden?

                      Op een bepaald moment waren beide plaatselijke lassers tegelijkertijd

               thuisgebleven, want ze waren plots (weeral) allebei tegelijkertijd ziek geworden
               voor 1 à 2 dagen !? (afgesproken ‘ziekte’ met de planning- vrienden).
               Ik was dus die 1 à 2 dagen, de enige lasser voor het opvangen van de
               laswerken…
               Plots werd ik aan het laskot aangesproken door iemand die ik nog nooit gezien
               had. Die man plaatste een stuk van een oliecarter van een auto of vrachtwagen
               op mijn werkbank, wees me op een scheur waardoor de olie uit het carter

               lekte, en vroeg me om die scheur zo vlug mogelijk te herstellen.
               Ik rook onraad en zei tegen die man, “dat is volgens mij toch geen stuk van een
               locomotief!”.
               De man antwoordde : “Ik ben van garage ‘X’ uit straat ‘X’, en dit is een carter
               van een auto/vrachtwagen van het merk ‘X’”.
               Ik zei die man dat ik werkte voor de NMBS, en dat ik dus geen herstellingen
               mocht doen voor andere bedrijven dan de NMBS.



                ________________________________________________________________
                                                                    De pesters van het spoor           50
   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55