Page 120 - Inleiding
P. 120

Memoires’ van Marc Spandel (Deel 1: de werkvloer)

        Nu had ik tenminste een ‘duidelijk’ antwoord op mijn eenvoudig vraagje aan een collega.
        “HET WAS DUS EEN DIKKE NEK!”.

        Nadien heb ik vernomen dat deze ploegbaas regelmatig in de weekenden bij de werkgever
        thuis gaat praten over allerlei zaken om in een goed daglicht te staan. Door deze ‘vriendschap’
        (bazenneukerij en toekomstig schoonzoon) had hij een zekere macht verworven in dit bedrijf.

        Ik weigerde letterlijk te ‘knielen’ voor die man en de volgende dag vloog ik dus van die werf.

        Ik heb vernomen dat mijn eigen meestergast, die sociaal rechtvaardiger was én tevreden over
        mijn werk, alles in het werk heeft gesteld om mij te kunnen houden.
        Maar… tegen de ‘macht’ die de bazenneukende ploegbaas had verworven door zijn

        ‘vriendschap’ met de werkgever kon deze meestergast dus niets beginnen.

        Toen de lafhartige magazijnier wist dat ik ontslagen werd, maakte hij van de situatie gebruik
        om mij te proberen opstoken (actie ondernemen) tegen een collega die er de oorzaak van was
        dat een deel van het personeel (hijzelf inbegrepen), dat ‘s morgens met een bedrijfsbusje
        moest opgehaald worden en ’s avonds terug weggebracht moest worden… elke dag een

        kwartier vroeger moest opstaan dan normaal én een kwartier later thuis kwam dan normaal.

        Het ging om een jonge gast die via een omweg moest opgehaald- en afgeleverd worden aan
        een gevangenis. Een gast die wél overdag mocht gaan werken, maar de nacht in de gevangenis
        moest doorbrengen.
        Het feit dat die laffe magazijnier tijdens zijn opstokerij achter de rug van die gast steeds bezig
        was over “DIE SMERIGE BANDIET”, en het feit dat die magazijnier achter mijn rug ook gezorgd
        had voor mijn ontslag, noopte mij tot een actie om hem een koekje van eigen deeg te

        bezorgen.

        Ik bracht die gevangene op de hoogte van de magazijnier zijn opstokerij (uitlokking) die
        bedoeld was om hem buiten te werken zodat hij ’s morgens en ’s avonds geen kwartier ‘verlies’
        meer had.
        Zo wist die gast dat hij zeker niet mocht reageren op uitlokkingen, anders zou hij de gevangenis
        niet meer mogen verlaten voor straf!

        Meteen had de lafaard zichzelf in nesten gewerkt en moest hij zijn ‘tijdsverlies’ maar verder
        blijven slikken.

        Omdat het een contract was van bepaalde duur, werd ik voor de rest van dit contract op een
        andere werf tewerkgesteld.


                                                                                                                 119
   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125