Page 118 - Inleiding
P. 118
Memoires’ van Marc Spandel (Deel 1: de werkvloer)
Hoofdstuk 24: Staelens Vervaet ( 1981 -> ).
Mijn eerste ervaring met wat je als een ‘onderaannemer’ kan beschrijven.
Het was een contract van bepaalde duur (2 maand).
Ik moest laswerken uitvoeren in de kerncentrales Doel3 en Doel4, werd er graag gezien door
de collegae en de baas, en kreeg regelmatig een pluimpje voor de goede kwaliteit.
Het was voor werkzaamheden in de Centrale van DOEL4 vóór deze centrale zou opgestart
worden.
Op een gegeven moment werd DOEL3 stilgelegd voor een soort onderhoudsperiode en ik
kreeg de opdracht om in die centrale een console te gaan plaatsen in het keldertje onder het
reactorvat.
Om deze console op te hangen moest ik gaten boren in de betonnen wand van dit keldertje.
Het was me opgevallen dat de boor door het beton ging als een mesje door boter, en ik vond
dat zeker niet normaal voor een kerncentrale.
Ik heb deze ‘ervaring’ met dat zachte(of rotte) beton meermaals aangekaart, maar dit soort
openbaringen viel precies in de klasse die moest ‘gecensureerd’ worden.
Tot decennia later in de media aan het licht kwam dat in de reactor van DOEL3 ‘scheurtjes’
werden gevonden en één van de Belgische ‘scheurtjescentrales’ was. Nu begreep ik waarom
het beton zo ‘mals’ was geworden. Door de straling natuurlijk!
Als ik nà deze zogenaamde ‘ontdekking’ (decennia later in de media) deze ‘ervaring’ meldde in
HLN.be, dàn mocht mijn ‘ervaring’ ééns kort verschijnen tussen de reacties.
Omdat het probleem van de ‘scheurtjescentrales’ via de media boven water was gekomen?
Om eens grappig te zijn.
Toen wist ik niet aan welk gevaar ik tijdens dit werkje werd blootgesteld omdat de centrale was
stil gelegd, maar… misschien is dat de oorzaak dat ik gezond ben gebleven omdat alle slechte
cellen, bacteriën en virussen door de nog (waarschijnlijk) aanwezige straling ineens allemaal
geneutraliseerd werden en mijn immuunsysteem een flinke booster kreeg? Misschien ook
dààrom dat ik zo’n zotte (radioactieve)fantasieën begon te krijgen?
Een mens mag ook lachen hé!
117