Page 119 - Inleiding
P. 119

Memoires’ van Marc Spandel (Deel 1: de werkvloer)

        Mijn evoluerende ervaring op vlak van mensenkennis, noopte mij toen al tot het stellen van
        vragen om te controleren of mijn persoonlijke oefeningen in mensenkennis wel strookten met

        de realiteit. Ik ‘MOEST’ wel vragen stellen om mezelf op dit vlak bij te schaven en te zien of de
        gevormde gedachten de foute richting uitgingen of niet.

        Men spreek zoveel over de eerste indruk die een mens uitstraalt en waarop iemand zich direct
        een persoonlijk beeld gaat vormen over een bepaalde persoon.
        In mijn geval ga ik uit van een soort buikgevoel dat zich baseert op de combinatie van
        gezichtsuitdrukkingen, de mate van eerlijkheid die door de ogen wordt uitgestraald, de fysieke
        gedragingen en de mate van hoogmoedig gedrag t.o.v. andere mensen (bijv. t.o.v. hiërarchisch
        lager geklasseerden of lager gediplomeerden).


        Zo had ik me na een tijdje een ‘beeld’ gevormd van het karakter van een bepaalde ploegbaas
        van mijn werkgever, die mij door zijn gedrag (op vlak van mensenkennis) interesseerde.
        Tijdens een middagpauze stelde ik voorzichtig de vraag aan een collega die al lang bij deze
        werkgever werkte: “of het kan kloppen dat die bepaalde ploegbaas een ‘dikke nek’ was”. Méér
        vroeg ik niet.

        Die vraag stelde ik aan de magazijnier die véél met die ploegbaas te maken had en dus het
        meest betrouwbare antwoord kon geven.

        Deze magazijnier gaf geen antwoord maar keek we wel eventjes speciaal aan en ging verder in
        gesprek met de anderen aan tafel.
        Tja… geen enkel antwoord op zo’n onnozel vraagje gaf me al de gedachte dat ik er met mijn
        mensenkennis precies niet ver naast zat.


        Nog die zelfde namiddag om 3u werd ik op het matje geroepen in het bureel van de
        betreffende ploegbaas. Deze magazijnier moet hem deze vraag overgebriefd hebben (als een
        laffe bazenneuker gaan vertellen zijn), want hij vroeg “Wat ik gezegd had over hem”.
        Ik heb eerlijk geantwoord dat ik dacht dat hij een dikke nek was en als hij dit liever niet had,
        dat ik mijn excuses hiervoor aanbiedt en dergelijke dingen over hem niet meer zou vragen.

        Reactie:

        Hij begon luidop te brullen dat hij mij persoonlijk van de werf zou schoppen, en ik heb hierop
        geantwoord dat hij maar moest doen wat hem het beste leek.
        Daarna stelde hij mij voor een ultimatum.
        Als ik niet voor het einde van de werkdag letterlijk op mijn knieën vergiffenis kwam vragen zou
        ik de volgende dag buiten liggen, en daar zou hij voor zorgen.


                                                                                                                 118
   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124