Page 33 - Bladerboek
P. 33

Het Geheim van de Welriekende Dreef



            Marcos, Dupré en enkele vertrouwelingen — onder wie een leerkracht biologie,
            een blinde geurkunstenaar en een voormalige monnik — vormden wat zij de
            tweede cirkel noemden.


            Zij begonnen lokale ankers te bouwen: kleine ruimtes met gecontroleerde
            zwamgroei en geurarchieven, niet bedoeld voor studie, maar voor ervaring. Elk
            anker was uniek: een oude waterput in Namen, een fietstunnel onder Antwerpen,

            een verlaten tramremise in Brussel. In deze plekken heerste geen stilte, maar
            een soort geluidsloos luisteren. Mensen werden uitgenodigd om te zitten, te
            ademen en te voelen. Sommigen lachten het weg. Anderen huilden. En enkelen
            zwegen langdurig, waarna ze terugkeerden — veranderd.


            Noor bezocht elke week de werkplaats. Ze tekende niet meer, maar luisterde.
            Soms zat ze urenlang stil voor een petrischaal, haar vingers rustend op het glas.
            Haar aanwezigheid had een kalmerend effect op de zwam. Dupré vermoedde dat
            kinderen, in hun onbevangenheid, directer toegang hadden tot de collectieve

            lagen die de zwam kon spiegelen. Marcos begon haar te beschouwen als een
            soort sleutel, een resonantiepunt binnen het grotere geheugenveld.


            Op een regenachtige namiddag verschenen er geurpatronen in een kerkmuur in
            Leuven. Niemand wist wie ze had aangebracht. De geur was moeilijk te
            beschrijven: dennenhars, warme steen, en een zweem van melksuiker. Velen
            merkten het niet. Maar wie het wél rook, bleef staan. Minutenlang.


            De patronen begonnen op meerdere plaatsen op te duiken: wachtruimtes van
            ziekenhuizen, bibliotheekplanken, trappenhallen van flatgebouwen. Elk patroon
            was uniek, afgestemd op de ruimte, en op de emoties die daar het vaakst hingen.
            Niet iedereen rook ze. Alleen wie ontvankelijk was. En als zij het roken,
            herinnerden ze zich iets wat ze nooit hadden meegemaakt — maar als eigen
            aanvoelde.


            “Het begint,” zei Marcos. “Niet met een roep. Maar met een herinnering.”


            Dupré keek hem aan. “En wat als iemand probeert het opnieuw te controleren?”


            Marcos aarzelde. “Dan zijn we niet voorbereid. Maar de zwam is dat wel. Hij is
            niet te grijpen. Alleen te begrijpen.”


            In de kelder groeide iets nieuws. Niet enkel geheugen. Maar richting.






                                                                                                          33
   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38