Page 22 - Bladerboek
P. 22

Het Geheim van de Welriekende Dreef



            Binnen trof hij een man met grauwe trekken, de geur van koud metaal aan zijn
            jas. “Ik dacht dat ik alles had gezien,” zei hij zonder begroeting, “maar jij ruikt
            als... iets nieuws.”


            De man, voormalig analist onder de naam Dupré, bekeek Marcos'
            schriftfragmenten en codeerreeksen met stijgende verwarring. “Dit is geen taal.
            Dit is een algoritmische geurstructuur. Deze patronen... zijn niet bedoeld voor

            mensen.”

            Samen onderzochten ze de inhoud van de spore.


            Dupré had een draagbare spectrometer bij zich. Wat ze ontdekten was
            schokkend: de spore bevatte een reeks chemische verbindingen die identiek

            waren aan de signaalstoffen van menselijke hersens — dopamine, serotonine,
            zelfs sporen van oxytocine. “Ze communiceren via empathie,” mompelde Dupré.
            “Ze leren onze emoties. Ze gebruiken ze.”


            Plots doofde het licht. De ramen besloegen. En Marcos voelde het weer — de
            geur. Niet van buiten, maar vanbinnen. Alsof de zwam door hem heen ademde.
            Dupré’s ogen werden groot. “Je hebt het niet bij je gehouden. Je bent het.”


            Voor Marcos kon antwoorden, begon de vloer te trillen. Niet als een aardbeving,
            maar als een ademhaling. Vanuit de kelder klonk een nat, zuigend geluid. Dupré
            greep zijn tas. “We moeten dit afsnijden. Nu.”


            Maar Marcos stond stil. “Nee. Misschien is dit het moment. Misschien moeten
            we luisteren.”


            De deur naar de kelder kraakte open.


            Een geurwolk steeg op — geen stank, geen rotting, maar een zachte, warme geur
            van herinnering. Lavendel. Papier. Gebrande koffie.


            Het was de zwam. En hij had iets te zeggen.


            Dupré greep Marcos bij de schouder, zijn ogen nu opengesperd van paniek. “Het
            beïnvloedt je brein. Je weet niet wat echt is.” Maar Marcos antwoordde niet. In
            zijn hoofd vormden zich woorden, niet als gedachten, maar als geurassociaties
            die zich vertaalden naar taal. Niet van binnenuit, maar alsof iemand — iets —

            hem zachtjes zinnen influisterde.

            “Er is geen besmetting,” sprak hij langzaam. “Er is alleen verbinding.”


                                                                                                          22
   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27