Page 19 - Bladerboek
P. 19

Het Geheim van de Welriekende Dreef



            Marcos vond zwammen op onverwachte plekken: in de spleet aan de rand van
            een bushokje, tussen de voegen van een kerktrap, zelfs op het plastic rooster van

            een ventilatierooster van een appartementsblok. Elk exemplaar was identiek

            verbonden met het DNA van de originele spore, maar ook... subtiel verschillend.
            Aangepast aan de omgeving. Of aan de mensen die erlangs kwamen.

            De stad zélf begon hem vreemd voor te komen. Geluiden leken gedempt. Mensen

            bewogen trager. Een meisje in een gele regenjas keek hem recht aan, en
            fluisterde zonder haar lippen te bewegen: “Ze luisteren via je longen.” Toen was ze

            verdwenen in de menigte.

            Marcos holde haar achterna, maar de steeg waarin ze verdween was leeg. Op de

            muur stond met een onbekende substantie een symbool gekalkt dat hij herkende
            uit zijn trance-schriften.


            Marcos voelde hoe zijn eigen ademhaling veranderde. Soms leek hij de stad te
            ruiken met een diepte die hij vroeger nooit had gehad. Hij kon mensen ruiken —

            hun emoties, hun angst, hun nervositeit — als vage moleculaire sporen. De zwam
            was niet alleen symbiotisch, hij herstructureerde zijn zintuigen. Zijn dromen

            mengden zich met waaktoestand.

            Op een nacht werd hij wakker met modder onder zijn nagels en bladmaterie in

            zijn bed, zonder zich te herinneren buiten geweest te zijn.

            In zijn kelder registreerde hij vreemde fluctuaties op zijn afschermapparatuur.
            Kleine pieken. Alsof signalen door de lucht zonden in korte bursts. Hij begon te

            vermoeden dat Project Myconet al in gang was gezet, buiten zijn wil om. De zwam

            wachtte niet op toestemming. Marcos overwoog om alles te verbranden, maar
            iets hield hem tegen. Alsof een deel van hem het proces wílde afmaken.


            ’s Nachts begon hij te schrijven, niet met de hand, maar in trance. Zijn dagboeken
            vulden zich met symbolen, tekeningen van netwerken, kaders met geuren en
            klanken. Wanneer hij ze later teruglas, herkende hij het handschrift niet. En

            toch... voelde hij dat het de waarheid was. Soms vond hij passages in talen die hij
            niet kende — Latijn, Grieks, en iets dat op sporen van een verdwenen dialect

            leek. De zwam sprak door hem heen, via moleculen, via geur, via woord.






                                                                                                          19
   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24