Page 13 - Bladerboek
P. 13
De wolf van het Waasland…
De wind was gaan liggen.
De stad leek die avond een adem ingehouden te hebben. Marcos voelde het al bij
het opstaan van de maan: dit wordt geen gewone nacht.
Zijn stappen brachten hem naar de rand van de stad, voorbij het industriegebied,
waar straatverlichting overgaat in leegte. Hij had een tip gekregen — een
anonieme brief in zijn brievenbus, geschreven in sierlijke krulletters:
“Als je écht wil weten wie de wolf is, kom dan bij maanlicht naar loods 42,
aan de spoorlijn van Stekene.”
Het klonk bijna te theatraal. Maar Marcos wist inmiddels: de waarheid verbergt
zich zelden op nuchtere plaatsen.
Hij stond even stil voor hij de zware deur van de loods openduwde. Roestig
metaal piepte als een oude stem. De ruimte binnenin was donker, groot, leeg...
op het eerste zicht.
En toch voelde hij het meteen: hij was niet alleen.
Zijn adem vormde wolkjes in de kille lucht. Zijn voetstappen weerklonken zacht
op de betonnen vloer. Hij bleef staan. Wachtte.
Toen hoorde hij het. Een zacht gegrom. Geen dierlijk geluid, maar iets tussen
spraak en grom. Iets dat klonk als een gedachte die je niet zelf had.
Een figuur kwam uit de schaduw gelopen. Eerst slechts contouren: lang, hoekig,
gehuld in een jas die te wijd viel, alsof hij zijn vorm verborgen hield. De maan, die
door een gat in het dak viel, verlichtte net zijn gezicht.
Marcos voelde zijn hart sneller slaan.
De ogen waren gloeikolen. Niet letterlijk, maar zo intens dat het leek alsof ze zijn
binnenste doorboorden.
De mond glimlachte. Geen gevaarlijke grijns. Een rustige, beheerste glimlach.
En toch… Marcos wist: dit is hem.
“Je hebt me gevonden,” zei de figuur.
De stem was laag. Glad als fluweel, koud als staal.
“Of beter gezegd: je hebt eindelijk durven kijken.”
13