Page 11 - Bladerboek
P. 11

De biecht van Sodoma…



            De lucht hing zwaar van vocht en was doordrenkt met het scherpe aroma van
            rottende bladeren en vreemde bloemen. Donkere wolken trokken traag boven het
            bladerdak, en de constante roep van onzichtbare wezens gaf de jungle een
            beklemmende, bijna bovennatuurlijke sfeer.


            Met een machete in de hand sneed Marcos zich een pad door het dichtste
            struikgewas. De hitte was verstikkend. Elke stap was een gevecht tegen zuigende
            modder, stekende insecten en giftige doornstruiken. Slangen kronkelden zich
            geluidloos om takken, en in de verte hoorde hij het gehuil van onbekende
            roofdieren.

            Elke nacht maakte hij een vuur om de roofdieren op afstand te houden, en sliep

            hij met zijn hand stevig om het heft van zijn machete. Zijn dromen werden bevolkt
            door visioenen van ogen die hem vanuit de duisternis aanstaarden,
            fluisterstemmen die hem riepen met de woorden van de stervende priester.

            In een afgelegen bergdorp, verborgen tussen nevelige toppen, ontmoette Marcos
            een oude herder die wist van het pad naar de verloren tempel. De man sprak over

            een wild dier, een Alpaca die in deze ondoordringbare jungle wist te overleven
            waar mensen stierven.
            "Alleen zij die het vertrouwen winnen van de Alpaca bereiken hun bestemming,"
            waarschuwde de oude man met een glans van bijgeloof in zijn ogen.
            Hij gaf Marcos een leren riem met symbolen van bescherming, die hij om zijn arm
            bond als stille belofte aan zijn missie.

            Marcos vond het dier bij een nevelige rivier, een imposant exemplaar, met een

            dikke, verwarde vacht en ogen die vuur leken te spuwen. Het temmen van de
            Alpaca werd een uitputtende krachtmeting. Het dier vocht als een demon, beet,
            schopte en worstelde. Marcos werd herhaaldelijk tegen de grond gesmeten, zijn
            kleren gescheurd, zijn huid bloedend van tientallen wonden. De regen viel
            genadeloos, de modder kleefde als lood aan zijn lichaam.

            Maar Marcos gaf niet op.


            Met eindeloos geduld, zacht gefluister en taaie volharding, begon hij het
            vertrouwen van het dier te winnen. Nachtenlang zat hij in de regen bij het
            kampvuur, zingend in een oude taal die hij van de herder had geleerd.
            Het dier, eerst wantrouwig, begon langzaamaan zijn vijandigheid te laten varen.






                                                                                                          11
   6   7   8   9   10   11   12   13   14   15   16