Page 13 - HOOFDPERSONEN IN DE ZAAK DE LAERE
P. 13

8. WIE WAS HET SLACHTOFFER ?

                    Jeannette Standaert werd geboren te IJzendijk (Ned.) in 1867 als zevende kind van de
             echtelingen Serafin Standaert- Staanders. Ze was slechts enkele maanden oud toen haar vader zich
             als juwelier vestigde te St.Niklaas in het huis waar, 77 jaar later, de geheimzinnige misdaad zou
             gepleegd worden.
             Na het huwelijk van haar zusters en broers bleef Jeannette bij haar ouders inwonen en werd na hun
             dood eigenares van het huis en meteen uitbaatster van de bloeiende juwelierszaak.

             In nr. 9 van de Statiestraat, haar rechterbuur, woonde in die tijd de schoenmaker Timmermans.
             Voor één van zijn zonen, nl. voor Arthur, had Jeannette een grote genegenheid. Als zij met de
             16- jaar jongere Timmermans niet is getrouwd, dan kan zulks enkel worden toegeschreven aan haar
             ijdelheid.
             Maar Arthur Timmermans zou toch in de "familie" komen. In 1918 huwde hij inderdaad Leontine
             De Mey, een nichtje van Jeannette Standaert. Het echtpaar trouwde bij tante Jeannette in en bleef er
             wonen tot in 1922, waarna ze zich in de Regentiestraat te St. Niklaas vestigden.
             Arthur Timmermans, de beschermeling van de juwelierster, bleef "tante" regelmatig bezoeken en
             deze bracht hem nog verder op de hoogte van het juweliersberoep. Zo werd Timmermans met haar
             hulp een voornaam "groothandelaar in juwelen", en sedert september 1939 haar bevoorrechte
             erfgenaam.

             De genegenheid van Jeannette voor Timmermans zou evenwel niet blijven duren. Maar deze nam
             pas enkele weken vòòr de moord definitief een einde.
             In augustus 1940 had Jeannette, vermoedelijk in het vooruitzicht van de lange winteravonden, een
             meid in dienst genomen. Het was Elisabeth Van Driessche, een jonge vrouw van 24 jaar uit
             Kemzeke, die spoedig vriendin zou worden met Marie Baumans.
             Toen, begin 1943, de echtgenote van Timmermans aan een ongeneeslijke kwaal lijdend was,
             stuurde Jeannette haar dienstmeisje naar nicht Leontine om daar het huishouden te beredderen en
             tevens de zieke te verplegen.

             Na de dood van Leontine De Mey, op 31 maart 1943, zou Elisabeth Van Driessche zich tot grote
             ergernis van de juwelierster bij Arthur Timmermans vestigen.
             Ingevolge deze beslissing, waarover Jeannette steeds met misprijzen sprak, ontstond tussen haar en
             Timmermans een vete die met de dag verergerde en zelfs op een hoogoplopende twist zou eindigen,
             waarbij de juwelierster dreigde hem te onterven.

             Maar laten we hier Timmermans liever zelf aan het woord. Op 24 oktober 1955 zou hij aan
             de h. Albert De Caestecker, commissaris bij de Gerechtelijke Politie te Gent, het volgende
             verklaren:
             "Wijlen mijn echtgenote, De Mey Leontine, was een nicht van Standaert Jeannette en beiden waren
             goed bevriend met elkaar. Het is zodoende dat ik sinds mijn huwelijk bij haar veel aan huis kwam
             en ik zelfs gevraagd werd om haar zaken te beredderen.
             Jeannette Standaert was ons héél genegen en het was algemeen bekend, of liever er werd algemeen
             vermoed, dat ik en mijn echtgenote bevoorrechte erfgenamen zouden zijn. Ik wist ook, evenals
             wijlen mijn echtgenote, dat het huis en de zaak voor ons bestemd waren, mits storting in de
             nalatenschap van een som van 130.000 fr. Na het overlijden van mijn echtgenote verklaarde
             Jeannette Standaert dat alles bleef zoals voorheen, waarop ik bevestigde dat ik van mijn kant
             haar zou helpen zoals voordien.



                                                                                                           13
   8   9   10   11   12   13   14   15   16   17   18