Page 116 - Inleiding
P. 116

De grote bazen zijn het geruzie ‘blijkbaar’ beu.


                      Alle vier de lassers (Ik én de drie pesters) werden uiteindelijk bij de grote
               bazen geroepen voor een ‘serieus’ gesprek.
               De reden hiervoor was, dat de spanningen tussen mij en mijn collegae-lassers
               zodanig gestegen waren dat de grote bazen bang werden voor een escalatie
               met ernstige gevolgen. Het negeren van mijn persoon… de roddel achter mijn
               rug… de bedreigingen, aanslagen,  enz. … mijn woede- opwellingen als gevolg
               hiervan…


                      Een paar dagen eerder was ik immers al in een vlaag van emotie tot bij
               de grote bazen gelopen om mijn hart uit te storten aangaande de oneerlijke
               wijze van werken. Er waren vier lassers, en in feite werkten er maar twee meer
               aan de herstellingen terwijl de anderen hun zin mochten doen in hun winkeltje.

               “Zitten we tot over onze oren in het werk… dan moeten die twee
               vrijgevochten(statutaire) persoontjes Gilbert Ju. en Constant He., niet eens

               meehelpen van de planning, en dat duurt nu al twee jaar!” riep ik.

                      Enfin, de grote bazen wilden dat we onze problemen op tafel legden om
               deze ineens en voorgoed uit de wereld te helpen.
               We mochten een plaats kiezen aan een grote tafel en het viel op hoe mijn drie
               ‘tegenstrevers’ (de pestende lassers) recht over mij samenhokten aan één kant
               van de tafel terwijl ik, samen met de bazen aan de andere kant ging zitten.


               Ik mocht beginnen…

               Ik : “Mijn probleem is, dat ik op een eerlijke en rechtvaardige manier wil
               werken!”
               De bazen : “Dat willen wij ook… wat is dan eigenlijk het probleem?”

                      Benny Ha., de uitvoerder van de gevaarlijkste pesterijen, zat daar met

               een gezicht vol haat tegen mijn persoon. Hij zag lichtjes rood van opwinding en
               het wit van zijn ogen was opvallend bloeddoorlopen gekleurd. Het leek wel of
               hij had zich vlug moed ingedronken en een paar jointjes gerookt.
               Ineens vloog hij uit, de vinger naar mij wijzend : “Zo kan het niet meer verder…
               Hij moet hier buiten!... Hij kan zich niet aanpassen… Hij wil zich niet
               aanpassen aan ons… Zijn werk duurt veel te lang en hij smeert er hele pakken
               bagetten aan… Hij heeft al 33 bazen gehad… Hij is overal al buitengesmeten
               en dat kan niet voor niets zijn… Hij is zelf hier in de CHW buiten gesmeten, ze

               ________________________________________________________________
                                                                  De pesters van het spoor           116
   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121