Page 11 - De Koo en de donkere gangen.
P. 11

De Koo en de donkere gangen.

                      Waarom werden al die miljoenen lotgenootjes continu gekweekt om
               daarna gewoon te worden afgevoerd?
               Waarom waren er zoveel domme kamikazes die zich als een kudde zombies naar
               de loop van dat kanon lieten persen door een kanonnier die ze niet eens kenden?

                      Er zijn trouwens de verhalen van de héél zeldzame ‘terugkomertjes’ die
               grote vraagtekens oproepen bij de Koo… De verhalen van lotgenootjes die door
               omstandigheden ergens aan de kant blijven plakken waren of door de terugslag
               terug naar binnen werden gezogen.
               De verhalen over wat de terugkomers hadden gezien in dat licht aan het uiteinde
               van die donkere gang, leken ongelooflijk sterk op elkaar!
               Het kon dus niet anders of die steeds terugkerende getuigenissen hielden

               minstens een zweem van waarheid in.

                      Er was het terugkerende verhaal over dat witte licht aan de uitgang van de
               loop, waar je eerst aan moest wennen, en waar je als het ware naartoe gedreven
               werd, met de stroom mee…

                      Het verhaal over die koude wind daar buiten in dat licht, en als je geen
               kleren hebt en vanuit die warme slaapzak en dat aangenaam zwembad in de
               koude, dodelijke omgeving wordt geschopt door een of andere samentrekkende
               klier… niet aangenaam hoor!

                      Het verhaal over miljoenen lotgenootjes in de afgrond zien storten en
               daarna in iets terecht komen dat riool word genoemd, waar hen een vreselijke
               verdrinkingsdood wacht in stinkend zwart water dat krioelt van grote bruine
               vissen en andere rommel en drek.
               De lotgenootjes die zich in het riool konden vastklampen aan stukken drijvend
               materiaal dat door mensen ‘stront’, ‘inlegkruisjes’, ‘etensresten’ enz. wordt
               genoemd, overleefden de verdrinkingsdood maar werden daarna levend
               opgegeten door allerlei buitenaardse wezens, met vier, acht, of zelf duizend
               poten. Er waren zelf van die aliens die plakkende netten hadden gespannen waar
               je onmogelijk uit geraakt en die ‘spinnenkoppen’ worden genoemd… brrrrrr.

                      Zo tussendoor…  De Koo spreekt over lotgenootjes, omdat hijzelf in
               verhouding al heel groot en dik was geworden, dankzij zijn overlevingsinstinct.
               Hij was namelijk al verschillende keren ontsnapt aan zo’n lancering waardoor
               hij maar bleef groeien. De Koo was dus al een uit de kluiten gewassen kerel
               zonder die ‘tje’ er achter hé.







                                                                                                        11
   6   7   8   9   10   11   12   13   14   15   16