Page 3 - Bladerboek
P. 3

De wolf van het Waasland…



            Het begon zoals zulke dingen altijd beginnen: niet met een schreeuw, maar met
            een fluistering.

            De ochtend was nat en zwaar van mist toen de eerste melding kwam. Een oude

            boer uit Vrasene, met een stem als schurend hout, vertelde live op Radio
            Waasland:
            “Ik zag iets in de verte. Groot en geluidloos… Bewoog als een schaduw over de
            akker, net voor zonsopgang. Het keek naar mij... en ik voelde me kleiner dan ooit.”

            De presentator lachte ongemakkelijk, zoals mensen doen wanneer ze niet weten
            of iets serieus bedoeld is. Maar luisteraars bleven hangen. De telefoon begon te
            rinkelen. Meer meldingen kwamen binnen. In Kemzeke had een fietser iets horen

            grommen in de struiken. In Belsele vond een jogger pootafdrukken die abrupt
            ophielden bij een beek, alsof het dier was opgelost in de lucht.
            Er was geen paniek, geen sensatie. Alleen dat typische, Wase wantrouwen:
            “Wat ze niet kunnen verklaren, zwijgen ze dood. Maar wij weten beter.”

            Ver weg, in zijn kleine kelderwoning in een zijstraatje van Sint-Niklaas, zat Marcos

            Spandelius aan zijn bureau. Zijn koffie was al koud geworden. Hij had net een
            oude krant opgevouwen toen hij het hoorde — de heruitzending van het
            radiofragment.
            Zijn wenkbrauwen fronsten subtiel. Zijn vinger bleef hangen boven het
            toetsenbord.
            Hij pauzeerde.
            “Een wolf?”
            “Hier?”


            Hij stond recht, strekte zijn rug, en wandelde naar de muur waar een oude
            landkaart van het Waasland hing. Op bepaalde plekken had hij pins geplaatst –
            resten van vorige onderzoeken: een verdwenen klokkenluider, een mysterieuze
            tunnel, een spoor van radioactieve paddenstoelen.
            Nu, zonder aarzeling, nam hij een rode pin en stak die in Vrasene.
            “Als niemand hem ziet… waarom zien ze hem dan toch?”


            De volgende ochtend stapte Marcos op de trein in het station van Sint-Niklaas.
            Zijn veldjas droeg sporen van eerdere reizen: een scheur bij de rechtermouw (een
            ruzie met een alpaca in Peru), een vlek van besjes uit het Zwarte Woud. Aan zijn
            riem hing een klein notitieboek met de naam “Lupus?” erop geschreven in inkt.







                                                                                                            3
   1   2   3   4   5   6   7   8