Page 15 - Bladerboek
P. 15

De duif van Nazareth.



            Hij volgde het spoor van de Orde der Witte Vleugels tot aan de rand van de stad,
            naar een vervallen bijgebouw dat ooit een deel was van een klooster. De ingang
            was verzegeld met planken, maar de oude sluitnagels gaven snel toe onder de
            kracht van zijn breekijzer.


            Binnen hing een beklemmende stilte. De ruimte was slechts verlicht door de

            zachte gloed van zijn zaklamp, die reeksen oude boekenkasten onthulde – half
            ingestort, overgroeid met spinrag en bedekt met lagen stof. Maar in de
            noordelijke hoek… lag iets bijzonders.


            Een houten kist, met koperen beslag, bedekt met het kruisteken en een
            gegraveerde duif.


            Marcos knielde en opende ze met beide handen, zijn adem ingehouden alsof hij
            vreesde dat geluid het moment zou breken. Binnen lag een bundel perkament,
            dichtgebonden met een rood lint. De eerste bladzijde begon met een eenvoudige
            titel, in elegante, handgeschreven letters:
            “Memoria – Maria van Nazareth.”


            Zijn hart bonsde terwijl hij begon te lezen. Wat hij daar aantrof, was geen gebed,
            geen profetie… maar de stem van een jonge vrouw.


                   “Vandaag bezocht mij een wezen van licht. Geen man, geen engel zoals de
                   Schrift ze beschrijft. Het kwam stil binnen – ik hoorde geen stem, voelde
                   geen vleugels, alleen de adem van iets dat geen lucht nodig had.”


            Marcos bleef stokstijf zitten.


                   “Mijn lichaam bewoog niet… maar in mij ontstond iets. Geen pijn, geen
                   dwang. Alleen warmte, en daarna stilte. Men zegt dat ik gezegend ben.
                   Maar ik begrijp niet wat mij is aangedaan.”


            Hij sloeg enkele bladzijden om. Daar, onder vlekken van vocht en schimmels, las
            hij:


                   “Zij noemen het de Geest, maar het had ogen. En veren. Witte, trillende
                   veren. Geen mensenogen. Geen liefde. Geen haat. Alleen aanwezigheid.”


            Marcos voelde het: dit dagboek was niet bedoeld voor kerken of priesters. Het
            was bedoeld om vergeten te worden. Of verborgen.


            En toch lag het nu in zijn handen.



                                                                                                          15
   10   11   12   13   14   15   16   17   18   19   20