Page 12 - Bladerboek
P. 12
De duif van Nazareth.
Moderne gebouwen stonden schouder aan schouder met ruïnes die fluisterden
over profeten, martelaren en vergeten ontmoetingen.
Marcos Spandelius had een kamer genomen in een klein pension aan de rand
van de stad, uitgebaat door een zwijgzame weduwe die hem enkel ‘doktoor’
noemde, nadat hij had gezegd dat hij in “oud DNA” geïnteresseerd was.
Ze stelde geen vragen. Dat vond hij een goed teken.
Op de derde dag van zijn verblijf, toen de zon al lang achter de heuvels was
verdwenen en de stad in een zilveren nevel lag, vond hij in de kelder van een
antieke boekhandel een boek dat zijn hart letterlijk deed overslaan.
Het had geen kaft, enkel een perkamenten band, en de titel stond geschreven in
half vervaagde Latijnse letters:
Ordo Alarum Alborum
– De Orde der Witte Vleugels.
Hij bladerde het voorzichtig open. De eerste pagina’s waren onleesbaar,
beschimmeld en verweerd. Maar dan – in het midden – een passage die zijn
ruggengraat deed rillen:
“Zij die de ware aard kennen van de Hemelse Zaailing, zwijgen. Want wie
spreekt over de vrucht van de Witte Vleugel, spreekt tegen het juk der kerk.
Zij is niet geboren uit een mens, maar uit het Vleugelwezen, de Heilige
Bevruchter, die slechts komt bij nacht.”
Hij keek op, zijn adem zwaar. De boekhandelaar stond plots dicht bij hem, een
oudere man met een brillenglazen als flessenbodems. Zijn stem was zacht maar
dreigend.
"Dat boek hoort niet in uw handen, mijnheer Spandelius."
Marcos knipperde. “U kent mijn naam?”
De man zweeg. Hij nam het boek, maar drukte Marcos stilletjes een kaartje in de
hand. Zonder iets te zeggen, draaide hij zich om en verdween in de achterkamer.
Marcos keek naar het kaartje. Er stond slechts één ding op, handgeschreven:
Klooster van Sint-Eliyahu
Na zonsondergang. Alleen.
12